Herhaling Chapitre 1
1 / 28
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Les articles (en français)
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Vertaal het lidwoord tussen haakjes in het Frans:
(Het) _____ plage est belle.
(Het) _____ plage est belle.
timer
0:10
Slide 7 - Open vraag
Vertaal het lidwoord tussen haakjes in het Frans:
C'est (een) ________ copine.
C'est (een) ________ copine.
timer
0:10
Slide 8 - Open vraag
Vertaal het lidwoord tussen haakjes in het Frans:
(de) ____ père de Chantal
(de) ____ père de Chantal
timer
0:10
Slide 9 - Open vraag
Vertaal het lidwoord tussen haakjes in het Frans:
(een) ____ chien
(een) ____ chien
timer
0:10
Slide 10 - Open vraag
Vertaal het lidwoord tussen haakjes in het Frans:
(het) ____ idée
(het) ____ idée
timer
0:10
Slide 11 - Open vraag
Zet in het meervoud:
le chat
le chat
timer
0:20
Slide 12 - Open vraag
Zet in het meervoud:
l'hôtel
l'hôtel
timer
0:20
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Video
Slide 15 - Tekstslide
Wat betekent "il a" ?
timer
0:10
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben
Slide 16 - Quizvraag
hebben =
timer
0:10
A
être
B
avoir
Slide 17 - Quizvraag
ils (avoir)
timer
0:10
A
ont
B
avoir
C
sont
D
a
Slide 18 - Quizvraag
elle (avoir)
timer
0:10
A
ai
B
a
C
as
D
ont
Slide 19 - Quizvraag
ik heb
timer
0:10
A
j'ai
B
je ai
Slide 20 - Quizvraag
Tu ... (avoir)
timer
0:10
A
ai
B
as
C
a
D
ont
Slide 21 - Quizvraag
J' ... (avoir)
timer
0:10
A
ai
B
as
C
a
D
ont
Slide 22 - Quizvraag
Sophie (avoir)
timer
0:10
A
as
B
ai
C
avez
D
a
Slide 23 - Quizvraag
ils (avoir)
timer
0:10
A
a
B
as
C
ai
D
ont
Slide 24 - Quizvraag
Il ... (avoir)
timer
0:10
A
a
B
as
C
ai
D
ont
Slide 25 - Quizvraag
on ... (avoir)
timer
0:10
A
ai
B
as
C
a
D
ont
Slide 26 - Quizvraag
Nous ... (avoir)
timer
0:10
A
ai
B
as
C
avez
D
avons
