Het werkwoord faire

Het werkwoord faire
-Au présent
-Au passé composé
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Het werkwoord faire
-Au présent
-Au passé composé

Slide 1 - Tekstslide


Elles ______ du ski.

Slide 2 - Open vraag


Judith ______ du patinage.

Slide 3 - Open vraag


Je ______ du foot le lundi.

Slide 4 - Open vraag


Tu ______ du cheval.

Slide 5 - Open vraag


Nous ______ de la danse.

Slide 6 - Open vraag

dus, hoe maak je de passé composé van het werkwoord 'faire'?

Slide 7 - Open vraag


J' ___ ___ du foot le lundi.

Slide 8 - Open vraag


Elles ___ ___ du ski.

Slide 9 - Open vraag


Judith ___ ___ du patinage.

Slide 10 - Open vraag


Tu ___ ___ du cheval.

Slide 11 - Open vraag


Nous ___ ___ de la danse.

Slide 12 - Open vraag


Monsieur Jean, qu'est-ce que vous ___ ___ ?

Slide 13 - Open vraag

Vous (faire) la vaisselle

Slide 14 - Open vraag

Les élèves (faire) du shopping

Slide 15 - Open vraag

je (faire)
A
vais
B
fais
C
vas
D
fait

Slide 16 - Quizvraag

nous (faire) du cheval
A
fairons
B
faisons
C
faxons
D
fallons

Slide 17 - Quizvraag

Vous (faire) du sport
A
faisez
B
fallez
C
faites
D
fêtes

Slide 18 - Quizvraag