3hv-3-hh-leerdoelen

Orgaanstelsels
Op tafel:
Laptop (lessonup)


1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Orgaanstelsels
Op tafel:
Laptop (lessonup)


Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhaling leerdoelen
  • Hoe voorbereiden proefwerk?
  • Zelfstandig werken
  • Volgende keer

Slide 2 - Tekstslide

Toetsstof proefwerkweek:
Thema 2: 2.1 t/m 2.3
Thema 3: 3.1 t/m 3.3 + 3.5

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

  • Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen.
  • Je kunt 6 groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.
  • (Je kunt essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen onderscheiden. )

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

2.2 Het verteringsstelsel
  • Je kunt de werking en functie van vertering, verteringssappen en enzymen beschrijven.
  • Je kunt de delen van een gebit noemen met hun functie.
  • Je kunt de werking en functie van de darmperistaltiek beschrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Waar in het spijsverteringskanaal treden peristaltische bewegingen op?
A
alleen in de slokdarm
B
alleen in de slokdarm en de dikke darm
C
alleen in de slokdarm, de dunne darm en de dikke darm
D
in het hele spijsverteringskanaal

Slide 8 - Quizvraag

Verteringsstelsel
Doel: verteren voedsel zodat voedingsstoffen worden opgenomen 

Lang kanaal van mond tot kont

Slide 9 - Tekstslide

Mechanische vertering -> vergroot het oppervlakte

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

  • In je gehele darmkanaal heeft de wand kringspieren (vernauwen) en lengtespieren (verwijden).
  • Peristaltische bewegingen = het afwisselend samentrekken van de kring- en lengtespieren.

Voedingsvezels stimuleren de spieren in de darmwand en zorgen zo voor een goede darmwerking
Darmperistaltiek

Slide 12 - Tekstslide

2.3 De organen voor vertering
  • Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel noemen.
  • Je kunt de verteringssappen noemen met hun functies.

Slide 13 - Tekstslide

Sleep de namen van de organen naar de juiste plaats.
alvleesklier
slokdarm
galblaas
twaalfvingerige darm
maagportier
lever
galbuis
maag

Slide 14 - Sleepvraag

Welke organen in de afbeelding hiernaast produceren verteringsenzymen?
A
orgaan 1 en 6
B
orgaan 2 en 5
C
orgaan 2 en 3
D
orgaan 5 en 6

Slide 15 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen in het voedsel kunnen verteerd worden door alvleessap?
A
alleen zetmeel
B
alleen vetten
C
alleen eiwitten en zetmeel
D
eiwitten, zetmeel en vetten

Slide 16 - Quizvraag

Iemand eet een boterham.
Van welke voedingsstof begint de vertering door verteringsenzymen al tijdens het kauwen?

A
van zetmeel
B
van eiwitten
C
van vetten
D
van glucose

Slide 17 - Quizvraag

Waar worden de meeste opgeloste voedingsstoffen opgenomen in het bloed?
A
in de dikke darm
B
in de dunne darm
C
in de endeldarm
D
in de maag

Slide 18 - Quizvraag

verteringsstelsel

Slide 19 - Tekstslide

Verteringssappen en wat ze verteren

  • Speeksel: zetmeel
  • Maagsap: eiwitten
  • Gal: vetten emulgeren
  • Alvleessap: Eiwitten, koolhydraten en vetten
  • Darmsap: Eiwitten, koolhydraten

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

3.1 Bloed
  • Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 25 - Tekstslide

Samenstelling bloed
Rode bloedcellen: Vervoert zuurstof door
hemoglobine
Witte bloedcellen: Doden ziekteverwekkers
Bloedplaatjes: Zorgt dat er een korstje komt
(bloedstolling)

Opgeloste stoffen: voedingsstoffen, CO2, O2 etc 

Slide 26 - Tekstslide

3.2 De bloedsomloop
  • Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
  • Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.

Slide 27 - Tekstslide

Kenmerken van de slagaders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte

Slide 28 - Quizvraag

De kleine bloedsomloop is de weg ...
A
hart - hele lichaam - hart
B
hart - longen - hart
C
hart - hersenen - hart

Slide 29 - Quizvraag

De naam van deel 8 is ... en maakt deel uit van de ... bloedsomloop.
A
longslagader, kleine
B
longader, kleine
C
longslagader, grote
D
longader, grote

Slide 30 - Quizvraag

Bloedvaten

Slide 31 - Tekstslide

Benaming
Slagader:
hart -> orgaan

Ader:
orgaan -> hart

Slide 32 - Tekstslide

De dubbele bloedsomloop bij de mens



Sterk versimpeld!

Slide 33 - Tekstslide

3.3 Het hart
  • Je kunt de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt beschrijven hoe een hartslag verloopt.

Slide 34 - Tekstslide

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 4 is ...
A
de aorta
B
de onderste holle ader
C
de bovenste holle ader
D
de longslagader

Slide 35 - Quizvraag


Een hartcyclus bestaat uit 3 fasen.
Tijdens welke fase gaan de hartkleppen dicht?
A
Tijdens het samentrekken van de boezems
B
Tijdens het samentrekken van de kamers
C
Tijdens de rustfase

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Hartcyclus
1.  samentrekken van de boezems
  • bloed stroomt kamers in
  • alleen hartkleppen open
2. samentrekken van de kamers
  • bloed wordt door de slagaders gepompt
  • alleen halvemaanvormige kleppen open
3. hartpauze
  • boezems en kamers ontspannen zich
  • bloed stroomt het hart in
  • alleen hartkleppen open


Slide 38 - Tekstslide

3.5 Het immuunsysteem 
  • Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  • Je kunt beschrijven op welke manier immuniteit kan ontstaan.
  • Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Slide 39 - Tekstslide


In de afbeelding hiernaast is de afweerreactie van het lichaam op een ziekteverwekker schematisch weergegeven in drie tekeningen.
Welke letter geeft antistof aan?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

immuniteit

Slide 43 - Tekstslide

Hoe voorbereiden proefwerk?
Conceptmap maken
Flitskaartjes

Slide 44 - Tekstslide

Zelfstandig werken havo
Wat: leren 2.1 t/m 2.3 + 3.1 t/m 3.3 + 3.5
Hoe: 
-Samenvatting maken en leren
-Flitskaarten (online of zelf maken)
-Oefentoets online
-Conceptmap maken

timer
5:00

Slide 45 - Tekstslide

Zelfstandig werken vwo
Wat: leren 2.1 t/m 2.3 + 3.1 t/m 3.3 + 3.5
Hoe: Individueel
Hulp: De tekst
Tijd: 5 min in stilte, daarna mag je zachtjes overleggen
Klaar: /

timer
5:00

Slide 46 - Tekstslide

Volgende keer
Weektaak:
Voorbereiden toetsweek
          Samenvatting/begrippenlijst etc maken
          Leren

Volgende les:
Diagnostische toets maken




Slide 47 - Tekstslide