les 3 communicatiestoringen

les 3 communicatiestoringen
interne en externe ruis
zender, boodschap en ontvanger
communicatieproces
communicatiestoringen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenPedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

les 3 communicatiestoringen
interne en externe ruis
zender, boodschap en ontvanger
communicatieproces
communicatiestoringen

Slide 1 - Tekstslide

Kijkopdracht
Bekijk het volgende filmpje.
Schrijf op wat je ziet aan verbale en non-verbale communicatie.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

kijkopdracht
Wat zag je aan verbale en non verbale communicatie?
Wat kun je zeggen over ruis/ afleidingen? 

Slide 4 - Tekstslide

Communicatie
Communicatie bestaat uit 3 onderdelen:
De zender: de persoon die de ander informatie geeft
De boodschap: dat wat wordt overgebracht, de inhoud van de informatie, het onderwerp van de communicatie
De ontvanger: de persoon aan wie de boodschap gericht is en die de informatie van de zender ontvangt en verwerkt.

Slide 5 - Tekstslide

coderen en decoderen
Je wilt dat jouw boodschap goed en duidelijk overkomt op de ontvanger, daarom stem je je af op de ander in je communicatie. Dit noemen we coderen van de boodschap. 
Je zult dus de "taal" van de ontvanger moeten spreken (met woorden en zinnen, maar ook gebaren en lichaamstaal).

Slide 6 - Tekstslide

coderen en decoderen
De ontvanger moet de boodschap decoderen. Dit betekent dat de ontvanger de boodschap moet ontvangen op de manier zoals de zender het bedoeld heeft. De ontvanger zet de woorden, gebaren en lichaamstaal van de zender om in een betekenis.

Slide 7 - Tekstslide

interpreteren
Ook al heeft de zender de boodschap nog zo goed afgestemd op de ontvanger, er kan nog steeds iets mis gaan bij het overbrengen van de boodschap. (bij de zender en de ontvanger)
Decoderen bestaat uit twee onderdelen: waarnemen en interpreteren. Daarbij kan interpreteren bepalend zijn voor het communicatieproces. Bij interpreteren geef je betekenis aan de manier waarop de boodschap wordt overgebracht.

Slide 8 - Tekstslide

Interpreteren
Interpreteren is het geven van betekenis aan je waarneming.

Slide 9 - Tekstslide

Interpreteren

Slide 10 - Tekstslide

Basisschema communicatie

Zender > boodschap > ontvanger

Slide 11 - Tekstslide

Ruis

Externe ruis
Interne ruis
Ander referentiekader

Slide 12 - Tekstslide

Ruis
  • Ruis is een verzamelnaam van storingen in de menselijke communicatie
  • Ruis wordt ook wel miscommunicatie genoemd
  • Ruis kan een gesprek flink verstoren
  • Er zijn verschillende soorten ruis
  • Interne ruis:
    Komt uit jezelf (chagrijnig, spreekt de taal niet goed, licht verstandelijke beperking, verstoorde relatie)
  • Externe ruis
    Komt uit de omgeving (lawaai, dialect, kleding)

Slide 13 - Tekstslide

interne ruis
Interne ruis wordt veroorzaakt door interne factoren bij de zender of ontvanger, zoals gevoelens, gedachten, verwachtingen, vooroordelen. Kortom, het gaat om alles wat bewust en onbewust in de personen zelf van invloed is op wat zij zeggen en horen.

Slide 14 - Tekstslide

externe ruis
Alle factoren die de communicatie van buitenaf verstoren, heten externe ruis.
Bij externe ruis gaat het om alles wat je ziet, hoort of ruikt wat jouw aandacht afleidt. 
Vermijd het risico van ruis zo veel mogelijk. Zorg voor een goede luisterhouding. 

Slide 15 - Tekstslide

Hoe zou je het risico van ruis kunnen vermijden?

Slide 16 - Open vraag

Wat wordt er bedoeld met een goede luisterhouding, denk je?

Slide 17 - Open vraag

Lukt het om je aandacht bij de ander te houden? Of ben je door het minste of geringste afgeleid?

Slide 18 - Open vraag

Sineke zegt tegen haar collega Kyra: Ik ga zo Danny helpen. Help jij Tonke? Wie is de zender, de ontvanger en wat is de boodschap?

Slide 19 - Open vraag

Lisa leest in het overdrachtsschriftje van baby Rowan: gisteren voelde Rowan zich niet lekker. Hij had honger en kwijlde vreselijk. De vader van Rowan heeft het bericht geschreven. Wie is de zender, de ontvanger en wat is de boodschap?

Slide 20 - Open vraag

Geef aan of het om interne of externe ruis gaat: De moeder van Djayda klaagt over de tocht op de groep als de deur opengaat. Je vindt dat ze nogal veel klaagt. Dit is .... ruis
A
interne
B
externe

Slide 21 - Quizvraag

Geef aan of het om interne of externe ruis gaat: Tijdens een gesprek met ouders denk je aan de blauwe plekken die je zag bij hun zoontje tijdens het verschonen. Dit is .... ruis
A
interne
B
externe

Slide 22 - Quizvraag

Geef aan of het om interne of externe ruis gaat: Tijdens een gesprek met je leidinggevende ruik je ineens een brandlucht. Dit leidt je behoorlijk af. Dit is .... ruis
A
interne
B
externe

Slide 23 - Quizvraag

verwerkingsopdracht
  • Vul je begrippenlijst aan met de begrippen die we vandaag behandeld hebben.
  • Vorm een groepje van maximaal 4 studenten. 
  • Kies een aantal begrippen uit je begrippenlijst. Kijk naar de betekenis van deze begrippen en hoe je het kunt toepassen. 
  • De kennis over deze (nieuwe) begrippen gaan jullie verwerken op een creatieve manier. 
  • Denk aan een filmpje, verhaal, rollenspel, (strip) tekening enz.
  • Presenteer de opdracht aan de groep.

Slide 24 - Tekstslide

Exit Ticket

Slide 25 - Tekstslide

Zijn er nog theorieonderdelen van de afgelopen weken waar je extra informatie over wilt krijgen of die nog niet duidelijk zijn?

Slide 26 - Tekstslide