Je kunt met behulp van de regels van Hardy-Weinberg de allelfrequenties in populaties berekenen
Programma
Bespreken huiswerk
Uitleg evolutie in populaties
Samen oefenen
Zelf werken
Slide 2 - Tekstslide
Bespreken opdr.50, 52, 60, 63, 67
50 --> verschillende evolutie theorieën
52 --> selectie
60 --> analoge en homologe organen
63 --> cladogram maken
67 --> cladogram op basis van DNA
Slide 3 - Tekstslide
Evolutie in populaties
'Soort' vs. 'Populatie'
gene flow
Allelfrequenties - wet van Hardy-Weinberg (Binas 93D3)
Slide 4 - Tekstslide
Definities
Soort = organismen die op natuurlijke wijze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. (bijv. honden)
Hoe zit het met de lijger?
En: heb je weleens een natuurlijke kruising tussen een sint bernard en een chihuahua gezien?
Slide 5 - Tekstslide
Definities
Populatie = Alle individuen van een soort die in een bepaald gebied leven en onderling voortpanten
Genenpool is alle verschillende genen/allelen die voorkomen in een populatie
Gene flow = (incidentele) uitwisseling van genen/allelen tussen populaties
Soort = grootste verzameling populaties waartussen gene flow plaats kan vinden
Slide 6 - Tekstslide
Stel dat....
- Populaties volledig gescheiden zijn
- Ze groot genoeg zijn
- Er geen evolutie optreedt (geen selectiedruk) (allelen hebben dus geen specifiek voordeel)
Dan blijkt dat de allelfrequenties in populaties constant blijven
(voorbeeld bij mensen is oogkleur of bloedgroep)
Slide 7 - Tekstslide
Wet van Hardy-Weinberg (equilibrium)
Allelfrequentie = getal tussen 0 en 1 dat aangeeft hoe vaak een allel in een populatie voorkomt
p = frequentie dominante allel
q - frequentie recessieve allel
Voorbeeld: 60% van de allelen is het
dominante allel (B) voor een grijze vacht.
Wat is q (hoeveel komt het recessieve
allel voor)?
Slide 8 - Tekstslide
Wet van Hardy-Weinberg (equilibrium)
A heeft frequentie p en a heeft frequentie q. A en a zijn de mogelijkheden. Dus p + q = 1.
In een populatie in evenwicht zijn ook de genotypen stabiel:
p2 + 2pq + q2 = 1
A (p)
a (q)
A (p)
AA (p2)
Aa (pq)
a (q)
Aa (pq)
aa (q2)
Slide 9 - Tekstslide
Wet van Hardy-Weinberg (equilibrium)
Allelfrequentie = getal tussen 0 en 1 dat aangeeft hoe vaak bijv. het dominante allel p (Grijs) voorkomt
p = 0,6
Hoeveel (%) witte katten zijn er dan?
Slide 10 - Tekstslide
Wet van Hardy-Weinberg
Dit kunnen we ook andersom gebruiken:
Stel dat 40% van de katten een grijze vacht heeft, wat is dan de frequentie van allel b?
Regel -> gebruik recessieve fenotype, want dat is gelijk aan q2 genotype.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 1
In een populatie worden 50 katten geteld, 2 hebben witte haren, 48 hebben zwarte haren. Het allel voor witte haren is recessief. De populatie is in (Hardy-Weinberg) evenwicht. (1) Bereken de allelfrequentie van A en voor a (2) Welk deel van de zwartharige katten is heterozygoot?
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht 2
Bij schapen komt een witte vacht tot stand onder invloed van het dominante gen H en een zwarte vacht door het recessieve gen h. Uit een kudde schapen in Idaho werd een steekproef van 900 schapen genomen. Van deze schapen hadden er 891 een witte vacht en 9 een zwarte vacht. Op deze populatie is de regel van Hardy Weinberg van toepassing.
Bereken de frequentie van allel H in deze populatie.
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht 3
36% van de mensen is homozygoot recessief (aa) voor vaste oorlellen.