Na de les kan je tijdsprongen herkennen in het verhaal.
Slide 4 - Tekstslide
Tijd
De gebeurtenissen in een verhaal worden in een bepaalde volgorde verteld. Als ze in de volgorde worden beschreven waar ze gebeurd zijn noem je dat chronologisch.
Slide 5 - Tekstslide
Tijd
Meestal worden de gebeurtenissen in een andere volgorde verteld. Er is dan een afwisseling tussen nu, eerder en later.
Het 'nu' noem je ook wel het vertelheden.
Slide 6 - Tekstslide
Tijd
Als er iets wordt verteld wat eerder is gebeurd, heb je te maken met een tijdsprong achteruit (naar het verleden).
Slide 7 - Tekstslide
Tijd
Een ander woord voor een tijdsprong achteruit is flashback.
Slide 8 - Tekstslide
Tijd
Het komt ook voor dat het opeens een paar dagen, weken, of maanden later is. Dan is er sprake van een tijdsprong vooruit.
Slide 9 - Tekstslide
Voorlezen tekst 1 (blz 69)
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 1 maken
In stilte! Heb je een vraag? Steek je vinger op.
timer
10:00
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 1 nabespreken
Slide 12 - Tekstslide
Tekst 2 lezen
timer
5:00
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht 2 maken
In stilte! Heb je een vraag? Steek je vinger op.
timer
10:00
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 2 nabespreken
Slide 15 - Tekstslide
Pak je wisbordje
Slide 16 - Tekstslide
Schrijf op
Als de gebeurtenissen in de volgorde worden beschreven waar ze gebeurd zijn noem je dat?
Slide 17 - Tekstslide
Schrijf op
Het 'nu' in het verhaal noem je ook wel het?
Slide 18 - Tekstslide
Schrijf op
Een ander woord voor een tijdsprong achteruit is?
Slide 19 - Tekstslide
Schoolwerk
Samenvatting Dunya & Desie afmaken! Volgende les meenemen.