MS

MS
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

MS

Slide 1 - Tekstslide

zorgpad
ziekteleer
21: ziekten van zenuwstelsel
21.5 MS

Slide 2 - Tekstslide

wat weet je van MS?

Slide 3 - Woordweb

MS
  • multiple sclerose, betekenis: verhardingen op meerdere plekken (in de hersenen)
  • chronische aandoening
  • ontstaat 20-40 levens jaar (15-50 jr wordt ook genoemd)
  • MS is geen dodelijke ziekte. In een laat stadium kunnen mensen soms wel overlijden aan indirecte gevolgen (longontsteking, ontstekingen aan de urineweg e.d.).

Slide 4 - Tekstslide

gliacellen
  • zijn steuncellen in de hersenen
functie: 
- steun en voeding voor zenuwcellen
- helpen bij beschadigingen de schade te beperken (herstelwerkzaamheden)

Slide 5 - Tekstslide

vervolg gliacellen
gliacellen zijn te vergelijken met myelineschede
alleen plek is anders
gliacellen = centraal zenuwstelsel
myelineschede = buiten centraal zenuwstelsel 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

vormen van MS
Relapsing-remitting MS (RR MS)
Secundair progressieve MS (SP MS)
Primair progressieve MS (PP MS)
Progressieve relapsing MS (PR MS) of maligne (kwaadaardige) MS
Benigne (goedaardige) MS
MS-gerelateerde ziekten

Het onderscheid tussen de MS-vormen is in de praktijk niet altijd even duidelijk. Bovendien lijkt het verloop van alle vormen de laatste tien jaar milder te zijn geworden. Dit komt onder meer dankzij de verbeterde mogelijkheden op het gebied van diagnose, medicatie en therapie

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

verloop
  • ziekte met "pieken en dalen"
  • relapsen(pieken): opvlammen  van ontstekingsreacties
  • gevolg: verergeren van neurologische klachten
  • remitting (dal / herstelfase): neurologische klachten (gedeeltelijk) verdwijnen
  • hoe meer pieken en dalen hoe meer rest verschijnselen
  • andere vorm met ander verloop: geleidelijke achteruitgang zonder pieken en dalen

Slide 11 - Tekstslide

symptomen 
  • vermoeidheid
  • oogproblemen (tijdelijk slechter zien, dubbel, wazig)
  • zwakke of stijve spieren
  • spraakproblemen (onduidelijk, moeilijk woorden vinden)
  • gevoelsstoornis (doof, tintelend, branderig, koud gevoel)
  • nek naar voren buigen een soort schok langs rug, armen en benen

Slide 12 - Tekstslide

vervolg symptomen
  • coördinatie problemen (duizeligheid, trillende handen, evenwicht -> moeite met lopen
  • problemen met uitscheiding (incontinentie, obstipatie / diarree)
  • gehoor
  • pijn
  • geheugen
  • seksuele problemen voor bovenstaande symptomen maar ook psychisch: angst, somber en schaamte

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Twee diagnoses: zeker MS en mogelijk MS
Voldoe je aan alle vijf van deze voorwaarden? Dan geeft de arts de diagnose zeker MS. Als je deels voldoet, krijg je de diagnose mogelijk MS.

  1. Je hebt typische MS-klachten en -symptomen
  2. De MRI-scan geeft minstens twee afwijkende plekken aan in hersenen of ruggenmerg
  3. Er zijn minstens twee aanval- en verbeterperiodes (schubs)
  4. Geen aanval- en verbeterperiodes? Dan merk je een jaar lang geleidelijke verslechtering
  5. Er mogen geen andere ziekten zijn die de klachten beter kunnen verklaren dan MS

Slide 15 - Tekstslide

behandeling
  • (nog) geen medicijn dat MS geneest. 
  • Wel kun je met therapie en medicatie symptomen flink verminderen
  •  kwaliteit van  leven verbeteren

Slide 16 - Tekstslide

vervolg behandeling
  • veertien geregistreerde geneesmiddelen 

  •  Er zijn medicijnen die beschadiging aan je zenuwen vertragen. Ze verkorten de aanvalsduur van je schubs of ze vertragen MS. Je hebt ook geneesmiddelen die bepaalde symptomen bestrijden. Denk bijvoorbeeld aan vermoeidheid, pijn, blaasproblemen, spierspasmen en verstopping. Let op: geen van deze medicijnen beïnvloeden de langzame achteruitgang van

Slide 17 - Tekstslide

2 groepen medicatie
Eerstelijnsmedicatie: middelen die de neuroloog in het algemeen als eerste voorschrijft bij relapsing-remitting MS (RR MS). Deze middelen zijn: interferon-bèta (Avonex, Betaferon, Plegridy, Rebif), glatirameeracetaat (Copaxone en Glatimeeracetaat Mylan), dimethylfumaraat (Tecfidera), teriflunomide (Aubagio), ozanimod (Zeposia), Ponesimod (Ponvory) en diroximelfumaraat (Vumerity).

Slide 18 - Tekstslide

vervolg
Tweedelijnsmedicatie: middelen die de neuroloog kan geven als je ondanks eerstelijnsmedicatie toch veel aanvallen hebt en/of snel achteruitgaat. Deze middelen zijn: natalizumab (Tysabri), fingolimod (Gilenya), alemtuzumab (Lemtrada) en cladribine (Mavenclad).
Eerste én tweedelijns:
sommige middelen zijn geregistreerd voor zowel de eerste lijn als de tweede lijn. Dat wil zeggen dat ze gebruikt kunnen worden bij mensen met MS die een ernstigere vorm van MS hebben, als ze nog geen behandeling hebben gehad én na een switch van een eerstelijns geneesmiddel. Ook Lemtrada kán in de eerste lijn toegepast worden wanneer de MS zich snel ontwikkelt.

Slide 19 - Tekstslide

ondersteuning aan behandeling
  • Antibiotica, spierverslappers en pijnmedicatie 

  • leefregels zijn ook belangrijk denk aan : vetarm dieet, afwisselend (zware) inspanning en rust, goede conditie, gewichtsafname en niet roken 

Slide 20 - Tekstslide

verpleegkundige zorg
  •  goede conditie te blijven
  • vermoeidheid zoveel mogelijk te voorkomen (om nieuwe relapses niet in de hand te werken en verergering van bestaande problemen te voorkomen). 
  • psychische begeleiding van zowel de zorgvrager als zijn mantelzorgers 

Slide 21 - Tekstslide

aandachtspunten (patronen)
voeding en stofwisseling
uitscheiding
activiteiten
cognitie en waarnemen
zelfbeleving
seksualiteit en voortplanting

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide