Grammatica zinsdelen §3 ng les 2

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige lessen
* C5 §3 zinsdelen ng
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdelen tot nu toe
  • pv
  • ow
  • gezegde; wg en ng
  • lv
  • mv
  • bwb 

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf op in je schrift.
Wat is het verschil tussen ng en wg?
  • Een naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand is (of wordt, blijft, lijkt).
  • Een werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat iemand (of iets) dóét.
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide


Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel.

Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin. Het belangrijkste werkwoord is een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft. Het koppelwerkwoord koppelt de eigenschap aan het onderwerp.


Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
- Is /wordt het onderwerp iets?
- Is er een koppelwerkwoord in de zin?
- Als het onderwerp iets is/wordt, 
stel de vraag: Wat + pv + ond + overige ww?
KWW
Zijn
Worden
Blijven
Blijken
Lijken
Schijnen

Slide 6 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde =
pv + [nw.deel] + overige werkwoorden

Slide 7 - Tekstslide

In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 8 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Benoem de delen en schrijf op in je schrift (op de juiste manier).

Gisteren was ik de hele dag heel erg vrolijk.

timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Keuze:
1. §3 maak opdr. 1 t/m 3
2. Maak de vwo-opdr. die vooraan ligt.
Aan het einde v.d. les heb je keuzeopdracht 1 of 2 af!
Hoe:
In je lesboek / schrift
Je mag fluisterend overleggen.
Hulp:
Theorie uit je boek en/of je hulpkaart
Tijd:
20 minuten
Klaar:
§3 m. opdracht 4
§5 lees theorie + maak opdr. 1 en 2 
= huiswerk
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Di 14-01:
§3 m. opdracht 4 
§5 lz. theorie + m. opdr. 1 en 2 

Slide 11 - Tekstslide

Welke vragen heb je nog?

Slide 12 - Open vraag

Wat hebben we deze les gedaan?

Slide 13 - Open vraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 14 - Open vraag

Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin herkennen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 15 - Poll

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll