Woche 16

H3 Duits, Woche 16
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

H3 Duits, Woche 16

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Beginopdracht
Vertaal:
Versie A
Versie B
het dagelijks leven
het hoogtepunt
het podium
het feestje
het geluk
het schip
horen bij
in de buurt van
laten zien
deelnemen

Slide 3 - Tekstslide

H3a:
Donnerstag (40 Min.)

Montag (40 Min.)

Beginopdracht
Grammatik C
An die Arbeit
Schreiben
Freitag (40 Min.)

Uitval

Slide 4 - Tekstslide

H3d:
Donnerstag (40 Min.)

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
Grammatik C
An die Arbeit
Schreiben
Freitag (40 Min.)

Uitval

Slide 5 - Tekstslide

Grammatik C
Je kent nu al de voorzetsels met de 3e naamval en de voorzetsels met de 4e naamval:

De ezelsbruggetjes zijn... 
dofegub +4
zaagsmen bv + 3

Slide 6 - Tekstslide

An die Arbeit
Aufgabe 7
S. 54

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik C
De laatste categorie voorzetsels heet de 

keuzevoorzetsels

Bij deze voorzetsels moet je per zin kiezen of je er een derde of een vierde naamval achter zet.
 

Slide 8 - Tekstslide

Grammatik C
Het gaat om de voorzetsels:





Ezelsbruggetje = HAANINVUUZ
 
h = hinter (= achter)
v = vor (= voor)
a = an (=aan)
u = über (= boven, over)
a = auf (= op)
u = unter (= onder)
n = neben (= naast)
z = zwischen (= tussen)
in = in (= in, over)

Slide 9 - Tekstslide

Grammatik C
Is er in de zin sprake van een

rust of tijdstip (wo? of wann?)

Dan gebruik je een derde naamval

(Ezelsbruggetje: Dezelfde situatie = Derde naamval)

Slide 10 - Tekstslide

Grammatik C
Bijvoorbeeld:
1. Wo liegt das Buch? > Das Buch liegt auf dem Tisch (m).
2. Wo hängt das Poster? > Das Poster hängt an der Wand (v).
3. Wo steht die Flasche? > Die Flasche steht im (= in dem) Regal (o).

4. Wann haben wir frei? > An einem Freitag (m)!
5. Wann hast du Geburtstag? > Ich habe im (= in dem) Mai Geburtstag! (m) 
6. Wann fliegst du nach Italien? > Ich fliege in einer Woche (v) nach Italien.
 

Slide 11 - Tekstslide

Grammatik C
Is er in de zin sprake van een

verandering (wohin?) / beweging

Dan gebruik je een vierde naamval

(Ezelsbruggetje: Verandering = Vierde naamval)
 

Slide 12 - Tekstslide

Grammatik C
Bijvoorbeeld:
1. Wohin legst du das Buch? > Ich lege das Buch auf den Tisch (m).
2. Wohin hängt Anna das Poster? > Anna hängt das Poster an die Wand (v).
3. Wohin stellt er die Flasche? > Er stellt die Flasche ins (= in das) Regal (o).
4. Wohin setzt du dich? > Ich setze mich auf den Stuhl (m).
5. Wohin parkt ihr das Auto? > Wir parken das Auto in die Garage (v). 
6. Wohin gehen wir? > Wir gehen ins (= in das) Kino (o). 
 

Slide 13 - Tekstslide


 

Slide 14 - Tekstslide

An die Arbeit
Aufgabe 8 & 9
S. 55

Slide 15 - Tekstslide

Schreiben - Aufgabe 2
Je hebt nu iemand uitgekozen om mee te chatten. Kies uit: Selina of Deniz. 
- Zeg Selina/Deniz gedag.
- Stel jezelf nog een keer voor: Schrijf hoe oud je bent en waar je vandaan komt. Vraag waar Selina/Deniz vandaan komt.
- Schrijf over je familie (bijv.: ouders/broertjes/zusjes/lievelingsnichtje/etc.). Vraag naar de familie van Selina/Deniz.
- Schrijf wie je beste vrienden/vriendinnen zijn en waar je ze van kent. Vraag naar de vrienden van Selina/Deniz.
- Selina/Deniz heeft in de oproep geschreven dat hun hobby's zeichnen (= tekenen) / zocken (= gamen) zijn. Zeg wat je van de hobby vindt en schrijf nog eens over je eigen hobby. 
- Zeg gedag. 

Slide 16 - Tekstslide