Hoofdstuk 15 midden

Hoofdstuk 15 bladzijde 208

- Vertellen over een reis
- Beschrijven wat je ziet
- Demonstratief pronomen - zelfstandig
- Uitspraak: ng - ing - nk
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2HBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 15 bladzijde 208

- Vertellen over een reis
- Beschrijven wat je ziet
- Demonstratief pronomen - zelfstandig
- Uitspraak: ng - ing - nk

Slide 1 - Tekstslide

zo meteen
A
now
B
very soon

Slide 2 - Quizvraag

buiten
A
inside
B
outside

Slide 3 - Quizvraag

Helaas
A
unfortunately
B
real

Slide 4 - Quizvraag

de berg
A
hill
B
moutain

Slide 5 - Quizvraag

grapje
A
joke
B
suitcase

Slide 6 - Quizvraag

moe
A
tired
B
lazy

Slide 7 - Quizvraag

schilderijen
A
paintings
B
drawings

Slide 8 - Quizvraag

veilig
A
on the way
B
safe

Slide 9 - Quizvraag

achter de rug
A
behind (you)
B
to continue

Slide 10 - Quizvraag

reizen

Slide 11 - Woordweb

ik
reis
jij/je
reist
u
reist
hij, zij/ze
reist
wij/ we
reizen
jullie
reizen
zij/ ze
reizen
Reizen = to travel

Imperfectum:  Ik reisde
Perfectum: Ik heb gereisd

Slide 12 - Tekstslide

Vervoersmiddelen: transportmiddelen


Slide 13 - Tekstslide


Ik ga op reis en neem mee:



Slide 14 - Tekstslide

15.1 Dialoog bladzijde 210

Samen lezen 

Maak opdracht 1 bladzijde 210




Slide 15 - Tekstslide

Dialoog reizen:
Rol A
1 Houd je van reizen?
2 Wat is jouw favoriete vakantieland?
3 Wat doe je graag tijdens de vakantie?
4 Houd je van kamperen?
5 Welke stad heb jij bezocht?
6 Wat heb je daar gezien?
Rol B geef antwoord op de vragen en wissel daarna van rol

Slide 16 - Tekstslide

Herhalen van de modale werkwoorden:

mogen = toestemming
willen  = iets wensen/ de voorkeur hebben
moeten = een verplichting/ noodzaak
kunnen = het is mogelijk/ mogelijkheden
zullen = iets  beloven/ iets voorstellen/ waarschijnlijkheid


Slide 17 - Tekstslide

.................je in dit café ook iets eten?
A
Kan
B
Zal
C
Mag
D
Moet

Slide 18 - Quizvraag

Je.........hier 80 rijden!
A
zult
B
wilt
C
kunt
D
moet

Slide 19 - Quizvraag

Mijn achternaam is Aysikia. ........ik dat even spellen?
A
mag
B
kan
C
zal
D
wil

Slide 20 - Quizvraag

Julia is 16 jaar. .........zij een wijntje bestellen in een café?
A
Wil
B
Moet
C
Zal
D
Mag

Slide 21 - Quizvraag

Ik heb honger. Ik.........iets eten.
A
kan
B
wil
C
mag
D
zal

Slide 22 - Quizvraag

Sanne komt vandaag niet. Zij...........werken.
A
mag
B
wil
C
kan
D
moet

Slide 23 - Quizvraag

Ik heb een idee. ............. we in het weekend samen naar de bioscoop gaan?
A
Mogen
B
Kunnen
C
Zullen
D
Willen

Slide 24 - Quizvraag

..................... ik een glas water alstublieft? Ik heb dorst.
A
Wil
B
Mag
C
Kan
D
Zal

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Video

Demonstratief pronomen - zelfstandig 
Die
Dat
de-woorden:
1 de telefoon - die telefoon
2 de jongen - die jongen
3
4
5
6
7
het-woorden:
1 het boek - dat boek
2 het meisje - dat meisje
3
4
5
6
7
personen:
Waar is de directeur?
Die zit in vergadering.


hele zin:
Je hebt toch wel het licht uitgedaan hè! 
Ja dat heb ik gedaan.

Slide 27 - Tekstslide