Meervoudsvorming en bijvoeglijk naamwoorden les 1

Welkom!
 

10 minuten stil lezen uit je leesboek




Leg al je boeken op tafel en ga rustig op je plaats zitten
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 4, 6, 7, 8, 9 en 10 op bladzijde 116-117)




1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
 

10 minuten stil lezen uit je leesboek




Leg al je boeken op tafel en ga rustig op je plaats zitten
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 4, 6, 7, 8, 9 en 10 op bladzijde 116-117)




Slide 1 - Tekstslide

Les 12 Meervoudsvorming

Slide 2 - Tekstslide

Programma

  1. Lesdoel benoemen
  2. Brain dump 
  3. Wat weet je al
  4. Zelf aan de slag
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze les

Je weet wat meervoudsvormen zijn en hoe je deze moet schrijven. 

Slide 4 - Tekstslide

Braindump
Welke regels voor meervoudsvorming ken je?
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je al?

Slide 6 - Tekstslide

Meervoud van theorie

Slide 7 - Open vraag

meervoud van idee

Slide 8 - Open vraag

meervoud van melodie

Slide 9 - Open vraag

meervoud van kiwi

Slide 10 - Open vraag

meervoud van dvd

Slide 11 - Open vraag

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed of heb je één fout? Dan mag je zelfstandig aan het werk

Maken: Les 12 opdracht 1, 2, 3, 5 en 6 blz. 50 en 51.
                 
De rest doet mee met de instructie 

Slide 12 - Tekstslide

Theorie 

Slide 13 - Tekstslide

Meervoud op -en
De meeste woorden hebben een meervoud op -en.

Bij woorden die eindigen op één medeklinker verandert meestal de spelling, zodat de klank hetzelfde blijft. 
  • Woord heeft korte klank -> medeklinker verdubbeld 
    bot - botten
  • Woord heeft lange klank -> klink wordt weggelaten
    boot - boten 

Slide 14 - Tekstslide

Meervoud op -en
Woorden die eindigen op -ik, -es, -el, -is en -it verdubbelt de medeklinker als daar een klemtoon op valt 
  • blik - blikken
  • model -modellen 

Als een woord eindigt op een -s of een -f veranderen die letters meestal in een -z of een -v
  • kaas - kazen
  • schaaf - schaven 

Slide 15 - Tekstslide

Meervoud op -s
Woorden kunnen in het meervoud ook eindigen op -s

Als het zorgt voor een andere uitspraak dan krijg je een apostrof voor de s
  • auto - auto's
  • kiwi - kiwi's

Als het niet voor uitspraakverwarring zorgt schrijf je de -s eraan vast. 
  • finale - finales
  • café - cafés 

Engelse en Franse leenwoorden eindigen in het meervoud vaak op -s : cowboy - cowboys

Slide 16 - Tekstslide

Meervoud van afkortingen: -'en of -'s 
Afkortingen krijgen in het meervoud altijd een apostrof.

De letters -s of -x en afkortingen die hierop eindigen, hebben een meervoud op -'en.
  • gps - gps'en 
  • x - x'en 

Alle andere letters en afkortingen krijgen in het meervoud een -s (ook cijfers).
  • dvd - dvd's
  • WK - WK's
  • mp3 - mp3's

Slide 17 - Tekstslide

Meervoud met een trema 
Woorden die eindigen op -ie of -ee met een meervoud op -(e)en, krijgen een trema zodat er geen verwarring ontstaat over de uitspraak.

Bij woorden met -ie komt de trema op de laatste -e 
  • Als de klemtoon valt op -ie, dan is het meervoud met -ieën 
    melodie - melodieën
  • Als de klemtoon op een andere klank valt, is het meervoud met -iën
    bacterie - bacteriën

Woorden met -ee schrijf je in het meervoud met -eën.
  • idee - ideeën 

Slide 18 - Tekstslide

Twee meervoudsvormen 
Sommige woorden hebben twee meervoudsvormen.

  • groente - groentes / groenten 
  • adelaar - adelaars / adelaren 
  • tralie - tralies / traliën
  • museum - musea / museums 
  • crisis - crises / crisissen 
  • cello - celli / cello's

Slide 19 - Tekstslide

Bijzondere meervoudsvormen
Sommige worden die eindigen op een korte klank krijgen in het meervoud een lange klank
  • dak - daken

Soms verandert de klinker in het meervoud 
  • gezinslid - gezinsleden 

Enkele woorden hebben een meervoud op -eren 
  • kind - kinderen

Er bestaan ook onregelmatige meervoudsvormen
  • koe - koeien 

Slide 20 - Tekstslide

Werken aan de opdracht 
Wat? Les 12 opdracht 1, 2, 3, 5 en 6 blz. 50 en 51.
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les.
Vragen? Overleg eerst met je buurman/buurvrouw. Lukt het niet schiet mij aan tijdens mijn loopronde.
Klaar? Lees verder in je leesboek of maak ander huiswerk

Gebruik de theorie op bladzijde 50 van je boek 




Slide 21 - Tekstslide

Lesdoel
check

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de meervoudsvorm van: Bacterie

Slide 23 - Open vraag

meervoudsvorm van
perzik

Slide 24 - Open vraag

Wat zijn de meervoudsvormen van winkelcentrum?

Slide 25 - Open vraag

Wat is de meervoudsvorm van vee?

Slide 26 - Open vraag

Meervoudsvorm van 'baby':

Slide 27 - Open vraag

Meervoudsvorm van 'café':

Slide 28 - Open vraag