Hoofdgedachte = het belangrijkste wat in een tekst over het onderwerp wordt gezegd. Dit kun je samenvatten in één zin.
Hoofd belangrijk gedachte wat iemand denkt
Hoe vind je de hoofdgedachte in een tekst?
zoek het onderwerp - waar gaat deze tekst over? Een of enkele woorden
Lees de tekst precies
Vraag je dan af: wat is het belangrijkste wat een schrijver wil vertellen over het onderwerp van een tekst? = je hoofdgedachte
Tip: kijk aan het begin of het eind van de tekst of het antwoord daar (letterlijk) staat. formuleer de hoofdgedachte dan zelf.
Slide 5 - Tekstslide
Hoofdgedachte
Lees deze tekst:
IJsberen lijken heel lief en schattig door hun dikke, wollige vacht. Toch moet je oppassen voor deze dieren. IJsberen zijn namelijk roofdieren. Ze eten vlees van andere dieren. Kijk dus maar uit als je er eentje tegenkomt!
Wat is het onderwerp?
Onderwerp: ijsberen
Wat is de hoofdgedachte? (wat is het belangrijkste wat over ijsberen wordt gezegd?)
Hoofdgedachte: Je moet oppassen voor ijsberen
Slide 6 - Tekstslide
§3 Hoofdgedachte
Verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte van een tekst?
Onderwerp
- Waar gaat deze tekst over?
- Een of enkele woorden
Hoofdgedachte
- Wat is het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd?
- Bestaat uit een hele zin.
Slide 7 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 8 - Link
Vandaag: Meer dan lezen, §3 Hoofdgedachte
Hoofdgedachte = het belangrijkste wat in een tekst over het onderwerp wordt gezegd. Dit kun je samenvatten in één zin. Hoofd = belangrijk, gedachte = wat iemand denkt
Hoe vind je de hoofdgedachte in een tekst?
Bepaal eerst het onderwerp - waar gaat deze tekst over? Een of enkele woorden.
Lees de tekst precies
Vraag je dan af: wat is het belangrijkste wat een schrijver wil vertellen over het onderwerp van een tekst? Het antwoord daarop in één zin is de hoofdgedachte.
Tip: kijk aan het begin of het eind van de tekst of het antwoord daar (letterlijk) staat. Zo niet, formuleer de hoofdgedachte dan zelf.
Slide 9 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 10 - Link
§4 - Tekstdoelen en tekstsoorten
Elke tekst heeft een doel: wat de schrijver wil bereiken.
Vijf tekstdoelen. Een tekstsoort heeft een vast tekstdoel
Slide 11 - Tekstslide
Samen aan de slag met tekstdoelen en tekstsoorten
Je krijg een memoblaadje met daarop een tekstsoort.
Bekijk het goed. Daarna plak je het op het bord onder het juiste tekstdoel.
TIJD: 5 minuten. Daarna samen bespreken.
Slide 12 - Tekstslide
oefentoets
timer
15:00
Slide 13 - Tekstslide
§3 Hoofdgedachte
Verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte van een tekst?
Onderwerp
- Waar gaat deze tekst over?
- Een of enkele woorden
Hoofdgedachte
- Wat is het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd?
- Bestaat uit een hele zin.
Slide 14 - Tekstslide
§4 - Tekstdoelen en tekstsoorten
Elke tekst heeft een doel: wat de schrijver wil bereiken.
Vijf tekstdoelen. Een tekstsoort heeft een vast tekstdoel
Slide 15 - Tekstslide
Oefentoets maken
WAT? Maak oefentoets Lezen §3 online
HOE Online: cursus 1 Meer dan lezen -> Oefentoetsen4 Tekstdoelen en tekstsoorten
HULP? Theorie blz. 21 en 26/ online staat de theorie bij de opdrachten.
TIJD? 10 minuten.
KLAAR? Maak oefentoets Lezen §4
timer
10:00
Slide 16 - Tekstslide
Evaluatie
Je kunt nu het de hoofdgedachte van een tekst vinden.