vocabulaire hoofdstuk 3

de zwembroek
A
les chaussures
B
le short de bain
C
le petit jean
D
le pantalon
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

de zwembroek
A
les chaussures
B
le short de bain
C
le petit jean
D
le pantalon

Slide 1 - Quizvraag

meerdere
A
plus
B
presque
C
moins
D
plusieurs

Slide 2 - Quizvraag

uitgeven (geld)
A
gagner
B
acheter
C
dépenser
D
essayer

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal: welke maat heb je?
A
Tu fais quelle taille?
B
Tu veux l'acheter?
C
Tu es en quelle classe?
D
Tu fais du sport?

Slide 4 - Quizvraag

vraiment =
A
toch
B
echt
C
voor (plaats)
D
natuurlijk

Slide 5 - Quizvraag

Wat vind je van deze nieuwe spijkerbroek?
A
Comment tu trouves mon short de bain?
B
Comment tu trouves ce nouveau jeans?
C
Comment tu trouves mon T-shirt?
D
Comment tu trouves mon pantalon?

Slide 6 - Quizvraag

de tieners
A
les élèves
B
les ados
C
les profs
D
les jeunes

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van blanc?
A
rouge
B
bleu
C
gris
D
noir

Slide 8 - Quizvraag

de gympen =?
A
les baskets
B
les robes
C
les chaussures
D
les couleurs

Slide 9 - Quizvraag

welke vormen heeft het aanwijzend vnw in het Frans?

Slide 10 - Open vraag

wat is goed en waarom?
Ce monsieur/ cet monsieur
ce homme/ cet homme

Slide 11 - Open vraag

55 =
A
quarante-cinq
B
cinquante-cinq
C
soixante-cinq
D
cinquante-quatre

Slide 12 - Quizvraag

vertaal: heb je broers of zussen
A
Tu as des frères?
B
Tu as des soeurs?
C
Tu as des frères ou des soeurs?
D
Tu as de la famille?

Slide 13 - Quizvraag

de slaapkamer =
A
le salon
B
la cuisine
C
la chambre
D
la salle de bains

Slide 14 - Quizvraag

wat zijn de dagen van de week?

Slide 15 - Open vraag