In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Overzicht lessen en vaardigheden
Geschiedenis Periode 4
Les 1: Nationalisme en de Restauratie
Les 2: Oorzaken industriële revolutie
Les 3&4: Karl Marx en Adam Smith
Les 5: Modern imperialisme
Les 6: Sociale kwestie en politieke strijd
Havo: HS Vwo: HS
Slide 1 - Tekstslide
De Sociale Kwestie
Leerdoelen:
Je kan aangeven op welke manier het vraagstuk van armoede werd aangepakt door zowel socialisten, confessionelen als kapitalisten
Slide 2 - Tekstslide
Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
De sociale kwestie = ?
A
Arbeiders hadden slechte woon- en werkomstandigheden en men vroeg zich af, hoe hiermee om te gaan
B
Arbeiders konden door liefdadigheid van de rijke burgers een beter leven krijgen
C
Arbeiders gingen in steden wonen
D
Arbeiders richtten vakbonden op
Slide 14 - Quizvraag
Liberalen
Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid
Economie helemaal vrij laten
Sociale wetten kosten teveel geld
Rechts in de politiek
Slide 15 - Tekstslide
Liberalen en de sociale kwestie:
principe: geen of zo weinig mogelijk invloed van de staat
1874: Kinderwet Van Houten:
- eerste sociale wetgeving in Ned
- liberaal parlementslid
- beweegredenen van Van Houten:
1. humanitair
2. angst voor ontluikend verzet/revolutie
Slide 16 - Tekstslide
Confessionelen
Confessie=geloof (Protestant/Rooms-katholiek)
Ongelijkheid omdat God het zo wil
Goede christenen helpen elkaar
Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen
Slide 17 - Tekstslide
Socialisten
Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen
Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)
Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)
Links in de politiek
Slide 18 - Tekstslide
Wie helpt de arbeiders? (1)
Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)
Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden
Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Wie helpt de arbeiders?
Nederland kent drie grote politieke groepen: socialisten (links), confessionelen (midden) en liberalen (rechts)
Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen!
Slide 24 - Tekstslide
Welk probleem hadden klassiek- liberalen met het kinderwetje van Van Houten?
Slide 25 - Open vraag
Welk standpunt hadden de socialisten tegenover het kapitalisme?
A
kapitalisme omver werpen!
B
kapitalisme voor iedereen!
C
kapitalisme handhaven!
D
kapitalisme en socialisme kunnen samen!
Slide 26 - Quizvraag
Grote spoorwegstaking 1903
Voor het eerst maken arbeiders samen een 'vuist' tegen de fabriekseigenaren
"Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil..."
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Hoe noemen we het politieke probleem van de arbeidersklasse?
A
Het maatschappelijke issue
B
De sociale kwestie
C
Het arbeidersdilemma
D
De werkerscomplicatie
Slide 29 - Quizvraag
Sociaal-Democraten willen dat de overheid de arbeiders moest helpen..
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quizvraag
Liberalen willen dat de overheid veel sociale wetten invoert
A
juist
B
onjuist
Slide 31 - Quizvraag
Het Kinderwetje van Van Houten werd ingevoerd in .........
A
1854
B
1917
C
1848
D
1874
Slide 32 - Quizvraag
Welk standpunt hadden de confessionelen over het kapitalisme?
A
Gevolgen accepteren want zo had God het gewild!
B
Gevolgen verharden door samen te werken met werkgevers
C
Gevolgen verzachten door samen te werken met werkgevers
D
Problemen die voortkomen uit het kapitalisme lossen zich vanzelf op
Slide 33 - Quizvraag
Noem twee sociale veranderingen die onderdeel uitmaakten van de sociale kwestie
Slide 34 - Open vraag
a. Leg uit hoe volgens veel liberalen de sociale kwestie moest worden opgelost en wat daarbij de rol van de overheid was. b. Bij welk soort 'staat' hoorde deze opvatting?
Slide 35 - Open vraag
Noem 2 manieren waarop vakbonden betere leef- en werkomstandigheden voor arbeiders wisten te bereiken
Slide 36 - Open vraag
Discussies over het economisch liberalisme verdeelden de liberalen. Geef het standpunt van rechts (klassiek) liberalen en dat van links (modern)-liberalen
Slide 37 - Open vraag
In Groot-Brittannië veranderde de standenmaatschappij in een klassenmaatschappij. Wat is het verschil tussen beide?
Slide 38 - Open vraag
Hoe heeft de industriële revolutie de overgang van een standenmaatschappij naar een klassenmaatschappij weten te veroorzaken?
Slide 39 - Open vraag
Of de kinderwet ook echt na 1874 de kinderarbeid afschafte is punt van discussie. Leg uit met argumenten voor en tegen!
Slide 40 - Open vraag
Waarom past deze kinderwet goed bij het kenmerkend aspect van de 'sociale kwestie'?