9.2 Goed geregeld

Context sugarrush toevoegen?
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Context sugarrush toevoegen?

Slide 1 - Tekstslide

9.2 Goed geregeld

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
  • Leerdoelen
  • Wat weten jullie nog?
  • Uitleg over 9.2 deel 1
  • Opdrachten maken

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan uitleggen waarom je lichaam van binnen zo constant mogelijk wil blijven en hoe je lichaam dit doet door middel van regelkringen                     (4 stappen).
  • Je kunt een uitgewerkt voorbeeld geven van een regelkring, bijvoorbeeld van de regeling van je ademhaling.
  • Je kunt uitleggen hoe je lichaam de hoeveelheid glucose in je bloed regelt.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit welke stof er meer in het bloed komt als je je inspant.

Slide 5 - Open vraag

Weet je nog hoe de ademhaling werkte? Vul de woorden op de juiste plek in.
ademcentrum
CO2-zintuigcellen
in het bloed
ademhalingsspieren

Slide 6 - Sleepvraag

Zorg dat je lichaam afvalstoffen kwijtraakt
Maakt voedsel zo klein dat de voedingsstoffen in het bloed kunnen worden opgenomen
Laat alle organen werken en samenwerken
Neemt zuurstof op en geeft koolstofdioxide af
Vervoert voedingsstoffen, zuurstof en andere stoffen
Verteringsstelsel
Bloedvatenstelsel
Uitscheidingsstelsel
Zenuwstelsel
Ademhalingsstelsel

Slide 7 - Sleepvraag

Hoe heet een boodschapperstof die afgegeven wordt door de hypofyse en die kan binden aan een receptor? Geef antwoord in enkelvoud.

Slide 8 - Open vraag

Voor welk proces heeft je lichaam glucose nodig?

Slide 9 - Open vraag

Wanneer is het glucosegehalte in je bloed het hoogst?
A
Voordat je gegeten hebt
B
Nadat je gegeten hebt

Slide 10 - Quizvraag

Wat gebeurt er in je lichaam?
Je lichaam meet voortdurend hoeveel stoffen 
er in je bloed zitten. Het lichaam wil constant zijn.

Regelkring:
  • Zintuigen meten een bepaalde omstandigheid.
  • Hersenen vergelijken die waarde met de norm.
  • Wijkt het af van de norm? Dan sturen je hersenen via je zenuwstelsel een boodschap naar bepaalde organen.
  • Die organen regelen dat de waarde weer op de norm komt.

Slide 11 - Tekstslide




Kun je dit bijvoorbeeld invullen bij lichaamstemperatuur?
En bij ademhaling?

Slide 12 - Tekstslide

Lichaamsprocessen
Uitscheiding = verwijdering van stoffen waarvan er teveel in het bloed zitten.

Uitscheidingsorganen: longen, lever, nieren en huid.


Slide 13 - Tekstslide

Glucose in je lichaam
Glucose = brandstof voor je lichaam.

De hoeveelheid glucose in je bloed 
wordt geregeld met twee hormonen:
  • insuline
  • glucagon
Deze hormonen worden gemaakt in de alvleesklier in de eilandjes van Langerhans (groepjes cellen).

Slide 14 - Tekstslide

Hormonen alvleesklier
Insuline: regelt dat cellen glucose opnemen vanuit je bloed, zodat het wordt opgeslagen in je lever en spieren als glycogeen.
  • glycogeen = lange keten van glucose.

Glucagon: regelt dat glycogeen omgezet wordt tot glucose. Vanuit de lever gaat het dan het bloed in, in de spieren wordt het direct gebruikt.

Bloedsuikerspiegel = hoeveelheid glucose in het bloed.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Vul de woorden op de juiste plek in.
glycogeen
daalt
stijgt
glucose
insuline
glucagon
daalt
stijgt
lever

Slide 19 - Sleepvraag

Opdrachten
Basis: 2, 3, 5 t/m 8 en 10
Verdieping: 11 
Extra oefening: 4 en 9

Formatieve S.O. over 9.1 en 9.2:
- A3d: maandag 2 december
- TA3a/A3b: maandag 25 november
Geen voldoende? --> extra opdrachten en/of bijles

Slide 20 - Tekstslide

Planning
  • Filmpje
  • Wat weet je nog?
  • Keuze: uitleg over 9.2 deel 2 of zelf aan de slag.
  • Opdrachten maken

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Welk orgaan maakt insuline en glucagon aan?

Slide 23 - Open vraag

Wat voor soort stoffen zijn glucagon en insuline?
A
Enzymen
B
Afvalstoffen
C
Voedingsstoffen
D
Hormonen

Slide 24 - Quizvraag

Vul het juiste woord in dat tussen de haakjes hoort te staan:
"Glucagon en insuline regelen het (...)gehalte in het bloed."

Slide 25 - Open vraag

Vul de woorden op de juiste plek in.
glycogeen
daalt
stijgt
glucose
insuline
glucagon
daalt
stijgt

Slide 26 - Sleepvraag

Maak in tweetallen.

Slide 27 - Tekstslide

Maak in tweetallen.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen welke regeling verstoord is bij suikerziekte.

  • Je kunt het verschil uitleggen tussen diabetes type 1 en 2.

  • Je kunt de vier soorten processen van je lever beschrijven.

Keuze: doe je mee met de uitleg of ga je zelfstandig aan de slag?

Slide 30 - Tekstslide

Diabetes/suikerziekte
Bij suikerziekte werkt de regeling van glucose niet goed, doordat de insulinewerking niet goed is. 
  • Cellen nemen niet genoeg glucose op uit het bloed. Hierdoor worden mensen moe.
  • Spieren en lever slaan weinig glucose op -> bloedsuiker te hoog.

Nieren halen glucose uit bloed en dan wordt het uitgeplast.

Slide 31 - Tekstslide

Diabetes/suikerziekte
Twee soorten diabetes:
  • type 1: alvleeskliercellen zijn beschadigd, er wordt te weinig insuline gemaakt.
  • type 2: lichaamscellen zijn ongevoelig voor insuline, werkt niet meer (vaak bij overgewicht).

Slide 32 - Tekstslide

Diabetes/suikerziekte

Slide 33 - Tekstslide

Lever
Lever heeft belangrijke rol in constant houden van je lichaam: zorgt voor opbouw, omzetting, afbraak, opslag en afvoer van stoffen.
 
Aanvoer via twee bloedvaten:
  • leverslagader: vervoert bloed met zuurstof.
  • poortader: bloed met stoffen die zijn opgenomen door darmen.

Wat voor stoffen zijn dat?

Slide 34 - Tekstslide

Lever
Lever controleert samenstelling van aangevoerde bloed, en maakt stoffen of breekt ze af. Bloed wordt afgevoerd via leverader.

Vier processen:

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Opdrachten
Basis:  13 t/m 17
Verdieping: 18
Extra oefening: 12 en 19
Klaar? Ga verder met opdrachten 20 t/m 24.

Slide 37 - Tekstslide

Planning
  • Leerdoelen
  • Keuze: meedoen met uitleg of zelfstandig aan het werk
  • Opdrachten maken (19 samen)
  • Opdrachten bespreken

Slide 38 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven op welke manier de uitscheidingsorganen afvalstoffen uit het bloed verwijderen. 
  • Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt de delen van een nefron noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt beschrijven hoe je nieren afvalstoffen uit het bloed filteren.

Slide 39 - Tekstslide

Nieren
Via welk bloedvat worden die afvalstoffen aangevoerd?
Nieren filteren afvalstoffen uit het bloed. 

Slide 40 - Tekstslide

  • Nier bestaat uit nefronen.
  • Nefronen omringen kluwen haarvaten.
  • Haarvaten werken als filter.

Filtratie = bloedplasma wordt door wand van haarvaten geduwd door hoge bloeddruk.

Slide 41 - Tekstslide

Uitgeperste bloedplasma = water, zouten, glucose en afvalstoffen = voorurine.

Voorurine komt in nierkanaaltje, waar sommige stoffen nog terug kunnen: resorptie

Resorptie = opnemen van stoffen in bloed: glucose en deel van zouten.

99% van water gaat ook terug in 
het bloed, door osmose.

Slide 42 - Tekstslide

Gezuiverde bloed gaat terug via nierader.

Afvalstoffen + overtollig water = urine

Dit gaat via een verzamelbuisje in niermerg naar het nierbekken. Dan stroomt het via de urineleider naar de blaas.

Via urinebuis gaat urine je lichaam uit (ong. 1.5 L per dag).

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Opdrachten
Basis:  20 t/m 24


Bespreken van 9.2: 13, 14, 17 en 24.

Slide 45 - Tekstslide