schrijfvaardigheid KO4

Wat: je gaat een tijdschrift maken
Hoe: je kiest 1 thema wat met het vak Nederlands te maken moet hebben.
Er komen van ieder lid minimaal 3 teksten in (dus meer mag!)
- column
- gedocumenteerde uiteenzetting
- (persoonlijk)verslag
- Ook schrijven jullie een voorwoord en schrijf je de andere "vaste" onderdelen van een tijdschrift.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat: je gaat een tijdschrift maken
Hoe: je kiest 1 thema wat met het vak Nederlands te maken moet hebben.
Er komen van ieder lid minimaal 3 teksten in (dus meer mag!)
- column
- gedocumenteerde uiteenzetting
- (persoonlijk)verslag
- Ook schrijven jullie een voorwoord en schrijf je de andere "vaste" onderdelen van een tijdschrift.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

schrijfvaardigheid: het tijdschrift

Slide 3 - Tekstslide

Als iedereen zijn tijdschrift af heeft, solliciteer je bij een ander tijdschrift. Je schrijft dan een motivatiebrief en een cv. Deze onderdelen bewaar je ook.


Slide 4 - Tekstslide

Daarnaast
Je leert deze periode ook het onderdeel: 'gedocumenteerd schrijven' (schrijven met bronnen). Daarom krijgt de uiteenzetting wat meer aandacht. 
De uiteenzetting krijgt een cijfer dat 3 keer telt. Het tijdschrift telt 1x.
In totaal krijgt schrijven dus een cijfer dat 4x telt.

Slide 5 - Tekstslide

ook...
De theorie over de verschillende tekstsoorten (column, verslag en uiteenzetting) wordt eerst klassikaal behandeld. De rest van de teksten uit je tijdschrift zijn vrij.

NB: alles wat je zelf schrijft, komt in je persoonlijke dossier.

Slide 6 - Tekstslide

les 1 (12 november): 1e vergadering
  • vorm groepen van 3 of 4 personen
  • bedenk een thema (dus al je teksten hebben met dit thema te maken)
  • bepaal hoe je tijdschrift eruit komt te zien: wat voor teksten wil je nog meer toevoegen, welke voorkant, wie is de doelgroep, etc.
  • bekijk verschillende tijdschriften om ideeen op te doen
  • verdeel de taken: voorzitter, notulist, redacteur, vormgever, etc
  • noteer alles!

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan column
  • bedenk een onderwerp (wat met jouw thema van het tijdschrift te maken heeft). Overleg je invalshoek met je groepje zodat je niet allemaal dezelfde column schrijft
  • noteer eerst globaal welke onderdelen je in je column wilt gebruiken
  • bepaal je doel (zie theorie)
  • schrijf de column helemaal
  • laat je eerste versie lezen door een klasgenoot en herschrijf je column

  

 Op de volgende blz. de theorie uit je boek.
 Voor meer tips: kijk hier

Slide 8 - Tekstslide

Les 2 de column
Je krijgt 3 verschillende columns. 

Noteer en stop in je dossier:
  • Welke column spreekt je het meest aan: 1, 2 of 3. Beargumenteer waarom
  • lees de twee leukste columns en vergelijk deze met elkaar: welke kenmerken heeft een column volgens jou? Noem er minstens 3
  • Je gaat nu zelf een column schrijven (zie volgende bladzijde)
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Uit Nieuw Nederlands

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

les 3: 19 november
- je gaat met je groepje bijeenzitten om aan je column te werken (zie stappenplan column)
- maak eerst afspraken en noteer die in het logboek
- ga aan de slag

- je krijgt vandaag nog om in de les te werken. Donderdag starten we met (de theorie) van het (persoonlijk) verslag.
- volgende week dinsdag is je column af

Slide 12 - Tekstslide

nabespreken column
je leest de column van een klasgenoot
je gaat hierop feedback geven mbv het feedbackmodel

Doel: je klasgenoot weet hoe hij zijn of haar column moet aanpassen


Slide 13 - Tekstslide

Hoe:
je schrijft op het blad van de column:
- s = spelfout
- f = formuleringsfout
- ? is: wat bedoel je?
- vaag = vaag

Noteer je bevindingen op het feedbackblad en zorg dat de leerling aan de slag kan.

Slide 14 - Tekstslide

20 november: het persoonlijk verslag
  • Een verslag is een beschrijving van één of meer gebeurtenissen.
  • Je schrijft een verslag als je een ander laat weten wat er gebeurd of gezegd is (een sportwedstrijd waar je bij was, een ongeval dat je hebt gehad of gezien, een gemaakte reis)
  • Er bestaan verschillende soorten verslagen:
  • zakelijk en objectief verslag: de schrijver van het verslag geeft zo nauwkeurig mogelijk weer wat er is gebeurd, beperkt zich uitsluitend tot de feiten en laat zijn persoonlijke mening helemaal achterwege;
  • persoonlijk en subjectief verslag: de schrijver vertelt wat er is gebeurd en geeft hierover zijn persoonlijke, subjectieve mening.

Slide 15 - Tekstslide

Je schrijft je persoonlijk verslag volgens de regels van het zakelijk schrijven:

inleiding
middenstuk
slot

Slide 16 - Tekstslide

vandaag 28 november
in je werkgroepje ga je het persoonlijk verslag uitwisselen/bespreken:
- is er een indeling?
- heeft het onderwerp te maken met je hoofdthema?
- gaat het over iets wat de schrijver beleefd heeft (je kunt dus letterlijk lezen dat hij erbij was)?
- wordt er een subjectieve mening gegeven (bijvoeglijke naamwoorden, gevoelswoorden).
Geef tips te verbetering.

Daarnaast:
Maak afspraken over hoe het tijdschrift eruit gaat zien en welke onderdelen er nog meer in komen: maak duidelijke afspraken (wie doet wat) en noteer deze in het logboek.



Slide 17 - Tekstslide

De uiteenzetting
- je gaat een uiteenzetting schrijven over je onderwerp/thema
- deze tekst telt 3x mee
- je maakt gebruik van bronnen en bronverwijzingen
- de tekst is tussen de 650-750 woorden 

beoordeling:
inhoud 60% en taalverzorging 40%


Slide 18 - Tekstslide

uiteenzetting
- informatieve tekst 
- veel feiten en uitleg
- je blijft objectief

de volgende structuren zijn geschikt:
- vraag/antwoord-structuur
- verklaringstructuur
- aspectenstructuur
- verleden/heden/toekomststructuur


Slide 19 - Tekstslide

aandachtspunten
- documenteer je goed
- vraag je af wat je lezer weet en wat niet (aansluiten bij publiek)
- geef voldoende feiten
- geef voldoende uitleg met behulp van voorbeelden
- blijf objectief


Slide 20 - Tekstslide

vandaag: 
noteer in een bouwplan (met steekwoorden)

- onderwerp uiteenzetting
- bepaal structuur (noteer dit)
  • vraag/antwoord-structuur
  • verklaringstructuur
  • aspectenstructuur
  • verleden/heden/toekomststructuur
- bepaal en noteer in steekwoorden wat in de verschillende delen/alinea's komt 

Dit uur af! 

Slide 21 - Tekstslide

- welke kenmerken heeft een inleiding
- welke kenmerken heeft een slot
- welke kenmerken heeft de kern van een tekst

Slide 22 - Tekstslide

vandaag 7 januari
- Zorg dat je een uiteenzetting van je klasgenoot kunt nakijken. Maak anders een kopie(!)
- Ben je klaar? Ruilen en bespreken: definitieve versie volgende week dinsdag online inleveren. 

- afspraken maken met je groepje over afmaken tijdschrift (zie logboek). Kijk terug in deze Lessonup over welke onderdelen in je tijdschrift moeten zitten. Volgende week donderdag hele tijdschrift inleveren(!).

- klaar? blz 118 woordenschat starten

Slide 23 - Tekstslide

uiteenzetting
- inleiding 

- kernzinnen alinea (= geen tussenkopje)

- bronvermelding

- Hele zinnen maken: OPA (in elke willekeurige volgorde).

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide