Les periode 2 hoofdletters en interpunctie

Interpunctie
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Interpunctie

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Welkom
- Lesdoelen
- Hoofdletters
- Leestekens
- Schrijfopdracht
- Dilemma

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:

  • kun je afkortingen, komma's, vraagtekens en dubbele punten (meestal) correct gebruiken;
  • weet je wanneer je een hoofdletter schrijft;
  • heb je de theorie toegepast d.m.v. een schrijfopdracht.

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruiken
we een hoofdletter?

Slide 4 - Woordweb

Waarom is het belangrijk hoofdletters en punten te schrijven?

Slide 5 - Open vraag

Wat is goed geschreven?
A
ronnie flex
B
Ronnie flex
C
Ronnie Flex
D
ronnie Flex

Slide 6 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
belgische gerechten
B
belgische Gerechten
C
Belgische Gerechten
D
Belgische gerechten

Slide 7 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 8 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
kerstmis
B
december
C
kerstviering
D
kerstboom

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
winkel
B
supermarkt
C
lidl
D
aanbieding

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord schrijf je niet met een hoofdletter?
A
gelredome
B
arena
C
kuip
D
stadion

Slide 12 - Quizvraag

Begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 13 - Tekstslide

Begin van een zin
Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 15 - Quizvraag

Namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 16 - Tekstslide

Organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 17 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max

Slide 18 - Quizvraag

Aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 19 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Noord-Brabant
B
noord-brabant
C
Noord-brabant
D
noord-Brabant

Slide 20 - Quizvraag

Hoe schrijf ik jordi van den berg?
A
Jordi Van Den Berg
B
jordi van den Berg
C
Jordi van den Berg
D
jordi van den berg

Slide 21 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
meneer Otten geeft les.
B
Meneer Otten geeft les.
C
Meneer otten geeft les
D
meneer Otten geeft les

Slide 22 - Quizvraag

Lees onderstaande tekst

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

PUNT
- Einde van de zin
- Afkortingen
s.v.p. - jl. - d.m.v. - m.b.v. 



ZONDER PUNT
- initiaalwoorden (NS, pc, btw, wc)
- letterwoorden (pin)
- maten en gewichten (cm, m, dm)
UITROEPTEKEN
- Bevel of uitroep



VRAAGTEKEN
- einde van een vraag
Wie is er afwezig?
- Behalve in de indirecte rede
De docent vroeg wie er afwezig was in de les. 

Slide 25 - Tekstslide

Welke zin is juist?
A
Hoeveel cm staat er op een lineaal?
B
Hoeveel c.m. staat er op een lineaal?
C
Hoeveel cm. staat er op een lineaal?

Slide 26 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Zou je svp willen antwoorden op mijn bericht?
B
Dat zou ik maar zsm. doen!
C
M.b.v. het antwoord op de mail kan ik mijn opdracht afronden.

Slide 27 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Wie voldoende gegeten heeft mag alvast opruimen.
B
Wie voldoende gegeten heeft, mag alvast opruimen.

Slide 28 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Ik heb een hond twee katten zes goudvissen en een konijn.
B
Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen en een konijn.
C
Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen, en een konijn.

Slide 29 - Quizvraag

Welke naam is goed geschreven?
A
Meneer Van Tol
B
meneer van Tol
C
meneer Van Tol
D
Meneer van Tol

Slide 30 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Vervolgens zegt Anne 'Wanneer is het genoeg?'
B
Vervolgens zegt Anne: 'Wanneer is het genoeg?'
C
Vervolgens zegt Anne "Wanneer is het genoeg?"
D
Vervolgens zegt Anne: "Wanneer is het genoeg?"

Slide 31 - Quizvraag

Lesopdrachtje
  • Ga naar Whatsapp en kies 5 berichten uit, die jij onlangs hebt verstuurd. 
  • Verbeter die berichten. 
  • Let goed op de interpunctie en hoofdletters. 
  • Verstuur je berichten opnieuw en wacht op reactie ;)

Slide 32 - Tekstslide

Verbeter je Whatsapp

Slide 33 - Open vraag

Formeel
Informeel

Slide 34 - Sleepvraag

Verbeter de hoofdletterfouten en de interpunctiefouten! Verander ook de toon (formeel-informeel) van de brief waar je dat nodig vindt.

Slide 35 - Tekstslide

Zet je verbeterde tekst hieronder neer!

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Extra oefenen/huiswerk
  • Taalblokken > Versterk jezelf > Leestekens
  • Maak van elk onderdeel minstens één oefening.
  • Geen Taalblokken? Ga naar:
    https://www.cambiumned.nl/spelling/leestekens/

Slide 39 - Tekstslide

Schrijfopdracht
  • In Teams > Bestanden > Schrijfopdrachten staan twee schrijfopdrachten.
  • Een brief (uitnodiging breiclub) en een e-mail (training 'Omgaan met agressie')
  • Kies een van de opdrachten uit en ga hiermee aan de slag.
  • Wil je feedback? Mail mij je opdracht!

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide