2HV Ch6 Bron D

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Startklaar

Ik ben klaar voor de les:

• ik zit op mijn plek
• mijn jas is uit en in mijn kluisje
• mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
• mijn mobiel is in mijn tas of zak
• mijn boek en pen zijn op mijn tafel

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Wat? exercices bron D -  17, (17c), 18 + 19 --> p. 62 + 63.
  
• Hoe? tweetallen
• Tijd? 45 minuten
• klaar? leren vocabulaire  A + B blz 78
• Lesdoel?

Aan het eind van de les:

- Weet je hoe je de vraagnaamwoorden Quel(les) kunt gebruiken.

Lesdoel 1

Jullie herhalen de verschillende manieren van een vraagstellen in het Frans + de vraagnaamwoorden

Herhaling: hoe maak je vraagzinnen in het Frans?

1. Welke manieren waren er?

2. Wat waren de verschillende vraagnaamwoorden?

 vraagwoorden

où	waar	Tu habites où?
quand	wanneer	Quand est ton anniversaire?
comment	hoe	Comment tu t'appelles?
combien (de)	hoeveel	Tu veux combien de frites?
pourquoi	waarom	Pourquoi tu fais du sport?
qui	wie	Qui est ton prof de maths?
qu'est-ce que	wat	Qu'est-ce que tu aimes manger?

Lesdoel 2.

Jullie kunnen vragenstellen met quel + kennen de bijbehorende regels.

Het vraagwoord quel

Quel = welk(e)/wat

Quel past zich aan het zelfstandig naamwoord aan waar het bij hoort.

Quel est ton plat (m) préféré?

Quelle est ta matière (v) préférée?

Quels sont tes pays (mv m) préférés?

Quelles sont tes villes (mv v) préférées?

Wat of Welke?

        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être  =  wat

Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?

Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?

Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?

                  In alle andere gevallen betekent het welk(e).

Quel livre tu préfères?     Welk boek heb jij het liefst?

Quelle maison est la plus belle?  Welk huis is het mooist?

Le sport

1. quels
2. quelle
3. quel
4. quelles

............... est ton jean préféré?

1. quels
2. quelles
3. quel
4. quelle

......... sont tes matières préférées?

1. quel
2. quelle
3. quels
4. quelles

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Wat? exercices bron D -  17, (17f), 18 + 19 --> p. 62 + 63.
  
• Hoe? tweetallen
• Tijd? 45 minuten
• klaar? leren vocabulaire  A + B blz 78
• Lesdoel?

Aan het eind van de les:

- Weet je hoe je de vraagnaamwoorden Quel(les) kunt gebruiken.

C'est la fin🏁

.