5.3.3. werkwoorden

5.3.3. werkwoorden
tegenwoordige tijd en verleden tijd 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.3.3. werkwoorden
tegenwoordige tijd en verleden tijd 

Slide 1 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Gebeurt nu (of in de nabije toekomst).
Juf Merel gaat naar school. 
Aan de persoonsvorm kun je zien in welke tijd de zin staat. 

Regel: stam + t 
(stam = de ik-vorm)

Slide 2 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Regel: stam +

Ik ga, hij gaat, wij gaan.
Ik slaap, hij slaapt, wij slapen.
Ik zwem, hij zwemt, wij zwemmen.
Ik word, hij wordt, wij worden.

Slide 3 - Tekstslide

Hij ... van de glijbaan. (glijden)

Slide 4 - Open vraag

Ik ... mijn telefoon op. (laden)

Slide 5 - Open vraag

Wij ... niemand uit! (schelden)

Slide 6 - Open vraag

Zij ... om een grap. (lachen)

Slide 7 - Open vraag

Zij ... naar elkaar. (wijzen)

Slide 8 - Open vraag

Verleden tijd
Afgesloten, geweest, klaar.
Juf Merel ging naar school. 
Aan de persoonsvorm kun je zien in welke tijd de zin staat. 

Regel: 
Zwakke werkwoorden = stam + te(n) of + de(n)
Sterke werkwoorden = veranderen van klank

Slide 9 - Tekstslide

Verleden tijd
Regel: 
Zwakke werkwoorden = stam + te(n) of + de(n)
Sterke werkwoorden = veranderen van klank

Ik ging, hij ging, wij gingen
Ik sliep, hij sliep, wij sliepen
Ik kauwde, hij kauwde, wij kauwden
Ik kuste, hij kuste, wij kusten

Slide 10 - Tekstslide

Er ... vreselijk noodweer. (zijn)

Slide 11 - Open vraag

De wind ... takken van de bomen. (blazen)




Slide 12 - Open vraag

De straten ... onder water. (lopen)




Slide 13 - Open vraag

Gisteren ... we een luchtbed. (vinden)



Slide 14 - Open vraag

Yuri en Pepijn ... erop. (springen)


Slide 15 - Open vraag

Het luchtbed ... superhard naar voren. (schieten)

Slide 16 - Open vraag

Het luchtbed ... superhard naar voren. (schieten)

Slide 17 - Open vraag