Themales 1.3

Themales 1.3
Dat doe ik morgen wel (tijd)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Themales 1.3
Dat doe ik morgen wel (tijd)

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les? 1.2

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Een vlucht missen wil je niet.​
Heb jij wel eens gevlogen?​
Ben je wel eens in een andere tijdzone geweest?​
Waar moet je rekening mee houden om op tijd te komen?

Slide 4 - Tekstslide

Factoren om rekening mee te houden
Reistijd naar luchthaven (file, vertraging, overstappen)​

Inchecken (van koffers)​
Beveiliging​
Douane​
Looptijd naar gate​
Hoe laat kom je aan in een andere tijdzone?​
Hoe laat kom je aan in een land dat niet aan zomertijd of wintertijd doet? Of dat alleen nog de zomertijd gebruikt?​
De zomertijd is ingevoerd zodat het 's zomers 's avonds langer licht blijft. Door meer gebruik te maken van het daglicht, gebruik je minder energie. Zijn jullie het hier mee eens? Of zijn er andere meningen?​
We kennen een schrikkeljaar: eens in de vier jaar telt een jaar dan een dag extra: 29 februari. Zijn er studenten die jarig zijn op deze dag? Kennen jullie mensen die op deze dag zijn geboren? Hoe gaan die om met hun verjaardag?







Slide 5 - Tekstslide

Rekendoelen
Je kunt bekende maten voor tijd gebruiken om schattend te rekenen.​

Je kunt precies rekenen met eenheden voor tijd.​
Je kunt meetinstrumenten en bronnen waarin tijd voorkomt aflezen, interpreteren en er berekeningen mee maken.

Slide 6 - Tekstslide

Welke eenheden van TIJD ken je?

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Tekstslide

Van sommige activiteiten weet je hoelang ze ongeveer duren:

In 1 uur loop je ongeveer 5 kilometer.
In 1 uur fiets je ongeveer 15 tot 20 kilometer.
In 1 uur rijd je met de auto op de snelweg 100 tot 130 kilometer.
Een zachtgekookt ei leg je ongeveer 4 minuten in kokend water. Een hardgekookt ei kook je ongeveer 10 minuten.
Een gerecht met bladerdeeg bak je in ongeveer 15 tot 20 minuten in de oven.
Een reguliere les duurt ongeveer 50 minuten tot een uur.
Een seconde duurt ongeveer net zo lang als het uitspreken van het woord ‘eenentwintig’.
Je hartslag is in rust tussen de 60 en 100 slagen per minuut.

Slide 9 - Tekstslide

De Knokkeltruc
Welke maand 
hoeveel dagen

Slide 10 - Tekstslide

24 tijdzones in de wereld

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Themles 1.3

Opdrachten 1 t/m 6
Test jezelf

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
Meten en rekenen met tijd

Volgende les:
Themales 1.4 
Een dag als bezorger ( Lengte)

Slide 19 - Tekstslide