de overheid, bemoeizuchtig?

paragraaf 2
de uitkomsten van de markt
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

paragraaf 2
de uitkomsten van de markt

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn externe effecten?

Slide 2 - Open vraag

Bespreken vraag 6 & 9
Nog vragen over andere opdrachten van paragraaf 2?

Slide 3 - Tekstslide

paragraaf 3
de overheid, bemoeizuchtig?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een subsidie en wat is het doel?

Slide 5 - Open vraag

Collectieve en particuliere sector
Collectieve sector:
Bestaat uit de overheid en instellingen voor de sociale zekerheid.  
  • Deze zorgt er voor dat mensen zonder inkomen die arbeidsongeschikt zijn, werkloos  zijn, of 67 jaar of ouder zijn toch geld krijgen in de vorm van een uitkering.    
  • Daarnaast produceert de overheid goederen zoals dijken, rechtspraak en onderwijs. Dit noem je collectieve goederen.  Dit zijn goederen waar iedereen gebruik van mag en kan maken (voor algemeen belang), die door de overheid gefinancierd worden.
Particuliere sector
Bestaat uit alle bedrijven die voornamelijk winst willen maken en gezinnen. 
Albert Hein
Slager in het winkelcentrum

Slide 6 - Tekstslide

Welke overheden zijn er
  • De overheid, de Rijksoverheid of het Rijk zijn verschillende benamingen voor de centrale overheidorgen voor veiligheid (politie en leger)
  • Lagere overheden te weten provincies, waterschappen en de gemeente


Slide 7 - Tekstslide

Wie doet wat 

  1.  De gemeente (zorgt voor: parken, sportvelden, ophalen van afval)
  2.  De provincie (zorgt voor: rampenplannen, provinciale wegen)
  3.  Het rijk (zorgt voor: leger, wet- en regelgeving)

Slide 8 - Tekstslide

soorten goederen
Collectieve goederen zijn goederen die niet splitsbaar zijn in individueel leverbare eenheden. Als ze er zijn, kán iedereen er gebruik van maken. Je kunt ze dus niet per persoon verkopen. Omdat collectieve goederen niet uitsluitbaar zijn, moet de overheid ze leveren en betalen met belastinggeld.

Slide 9 - Tekstslide

soorten goederen
Dit zijn goederen die in theorie individueel leverbaar (en dus uitsluitbaar) zijn, maar die we toch als een soort collectief goed door de overheid laten leveren.

Onderwijs kun je per persoon leveren. Wanneer je niet betaalt, is het mogelijk om je uit te sluiten van lessen. Maar we kiezen ervoor om het collectief, betaalt met belastinggeld, te leveren.
In het geval van onderwijs is er sprake van beperkte rivaliteit. Onderwijs aan persoon X, wil niet zeggen dat persoon Y geen les kan krijgen. Maar hoe meer deelnemers, hoe minder aandacht en waarschijnlijk minder kwaliteit.

Slide 10 - Tekstslide

soorten goederen
Individuele goederen zijn goederen die je alleen krijgt als je ervoor betaalt (=uitsluitbaar). De uitsluitbaarheid zorgt ervoor dat deze goederen door particuliere bedrijven geleverd kunnen worden.

Individuele goederen zijn meestal rivaliserend. Wanneer jij een zak chips koopt, kan die niet meer gekocht worden door iemand anders.

Slide 11 - Tekstslide

Waarom collectieve goederen?
1) Het is belangrijk voor iedereen (politie).
2) De overheid wil zelf de kwaliteit bewaken (rechtspraak).
3) De kosten zijn niet te delen (straatverlichting).
4) Het moet betaalbaar blijven (onderwijs).

Slide 12 - Tekstslide

directe / indirecte belasting
directe belastingen: Worden direct aan de belastingdienst betaald. Het gaat om de belasting over inkomen, winst en vermogen.

indirecte belastingen: Zitten verwerkt in de prijs van producten en diensten. Ze worden betaald aan de verkoper, deze draagt ze af aan de belastingdienst. Het gaat om bijv. btw en accijns. 

Slide 13 - Tekstslide

Belasting
Nederland kent een progressief belastingsysteem. Wat houdt dat in?

Slide 14 - Tekstslide

Belasting
Progressief belastingsysteem: iemand met een hoog inkomen moet naar verhouding (dus procentueel gezien) meer belasting betalen dan iemand met een hoog inkomen.
Vlaktaks: Iedereen betaalt hetzelfde percentage belasting.

Slide 15 - Tekstslide

Waarop heft de overheid accijns?
A
benzine, chocola, kleding
B
sigaretten, frisdrank, kleding
C
alcohol, sigaretten, benzine
D
alcohol, medicijnen, benzine

Slide 16 - Quizvraag

Wat wil de overheid bereiken met accijnzen?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 17 - Quizvraag

Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 18 - Quizvraag

Onderwijs is een
A
Individueel goed
B
Quasi collectief goed
C
collectief goed

Slide 19 - Quizvraag

Defensie is een
A
individueel goed
B
quasi collectief goed
C
collectief goed

Slide 20 - Quizvraag

Een winkelier ontvangt voor zijn producten:
A
de inkoopprijs inclusief btw.
B
de verkoopprijs exclusief btw.
C
de verkoopprijs inclusief btw.
D
de inkoopprijs exclusief btw.

Slide 21 - Quizvraag

Direct of indirect?

Als je je overnachting op een camping betaalt, zit in dat bedrag ook toeristenbelasting.
A
directe belasting
B
indirecte belasting

Slide 22 - Quizvraag

Loonbelasting is een ... belasting.
A
directe
B
indirecte

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerk voor morgen
hoofdstuk 6 paragraaf 3 vraag 6 t/m 13

Slide 24 - Tekstslide