Assisteren in de gezondheidszorgMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Assisteren in de gezondheidszorg
Keuzevak AGHZ
Hoofdstuk 2
Frontofficewerkzaamheden
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
B:Hoofdstuk 2 Frontofficewerkzaamheden
2.1 Frontoffice werkzaamheden
Lees 2.1 t/m 2.4 (blz. 137 t/m 141)
Maak opdracht 2.01
Maak opdracht 2.03 bekijk de video
Slide 3 - Tekstslide
Er is een groot verschil tussen horen en luisteren. Horen doe je automatisch. Je vangt geluiden op, maar of je er iets mee doet ligt aan jezelf.
Communicatie
Luisteren doe je wel actief. Je ontvangt de boodschap. Je vertaalt het in je hersenen en vaak reageer je ook nog.
Communicatie: Verbaal en non-verbaal
Als je luistert, dan let je op wat iemand zegt. Je luistert naar de verbale woorden. Maar je kijkt ook naar de houding van de spreker, de non-verbale uitdrukking en zaken die de spreker niet zegt, maar wel bedoelt.
Verbaal = wat je zegt (met woorden)
Non-verbaal = hoe je het zegt
Gezichtsuitdrukking/ lichaamshouding/ gebaren.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Open vragen zijn:
Vriendelijk
Duidelijk
Begrijpelijk
Voordelen:
Leveren veel informatie op
Client voelt zich snel op haar gemak
Nadelen:
Nemen veel tijd in beslag
Open vragen
Beginnen met:
Wat?
Waar?
Wie?
Waarom? (hard)
Waarmee?
Wanneer?
Voordelen:
Jij stuurt het gesprek
Korte gesprekstijd
Je kunt recht op je doel af
Gesloten vragen
Een gesloten vraag biedt je twee of drie mogelijkheden. Bijvoorbeeld:
Wilt u hier plaats nemen?
Bent u diegene die beslist?
Wilt u de rekening naar u zelf opgestuurd zien, of naar uw zorgverzekering?
Nadelen
Geen informatie waar je niet om hebt gevraagd.
Cliënt of collega kan kort en bondig antwoorden.
PAS OP voor kruisverhoor.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Controlevragen
Een controlevraag wordt gesteld om erachter te komen of de vraagsteller begrijpt wat de antwoordgever bedoeld. Controlevragen:
zijn te stellen als een suggestieve vraag;
bieden de ander de mogelijkheid het oneens met jou te zijn;
zijn een middel om een monoloog te vermijden;
kunnen ook informatief zijn.
Voorbeelden van controle vragen:
Bent u het met mij eens dat…?
Formuleer ik uw mening goed als ik zeg dat…?
Dus wat u stelt is dat…?
Hoe komt dit bij u over?
Slide 8 - Tekstslide
Oefenen!!
De opdracht luidt om zo min mogelijk een open vraag suggestief te laten zijn!
Dat wil zeggen dat je de vraag al ' invult voor een ander'.