herhaling h7 erfelijkheid

herhaling h7 erfelijkheid
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

herhaling h7 erfelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

Nog wat aandacht voor lastige onderwerpen
  • stambomen en kruisingen
    -vul bij stambomen eerst fenotypen in
    -Bepaal wat dominant is en of het om X-chromosomale
      overerving gaat. 
    -vul zoveel mogelijk genotypen in
    -Bij X-chromosomaal gebruik je de notatie XA en Xa
  • Zorg dat je de fenotypeverhoudingen kent: 3:1 bij AaxAa en 9:3:3:1 bij AaBbxAaBb  en 1:1 bij Aaxaa. Houd rekening met letale allelen!

Slide 2 - Tekstslide

  • Wanneer 2 ouders met hetzelfde fenotype een kind krijgen met een ander fenotype, dan is het fenotype van het kind RECESSIEF.

  • Bij X-chromosomale overerving hebben alle zonen van een homozygoot recessieve moeder hetzelfde fenotype, dat hoort bij het recessieve allel.

  • Bij X-chromosomale overerving hebben alle dochters van een vader met een dominant allel hetzelfde fenotype dat hoort bij het dominante allel.

Slide 3 - Tekstslide

X-Chromosomale aandoeningen
O

Slide 4 - Tekstslide

Is deze eigenschap X-chromosomaal?
  • Ja  

Slide 5 - Tekstslide

Is deze eigenschap X-chromosomaal?
  • Nee

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen X-chromosomaal 
Hieronder staat een stamboom. De personen die met grijs aangegeven zijn, hebben een ziekte. De rode personen zijn gezond. De ziekte wordt veroorzaakt door een gen dat X-chromosomaal is. Vrouw 7 is in verwachting van kind 11. De baby blijkt een meisje te zijn. Hoe groot is de kans dat meisje 11 de ziekte heeft?
 

Slide 7 - Tekstslide

  1. Multiple allelen (kleur schelpen, bloedgroepen)
  2. Letale factoren (verstoring F1 verhouding, bijv. kuifkanarie)
  3. Dihybride kruisingen
    -  Gekoppelde overerving
    - Ongekoppelde overerving
  4. Mitochondriaal DNA. (Y-lijn)

Slide 8 - Tekstslide

Dihybride kruising
3 situaties:
  1. de genen liggen op verschillende chromosomen (ongekoppeld)
  2. de genen liggen op hetzelfde chromosoom (gekoppeld)
  3. de genen liggen op hetzelfde chromosoom en er is crossing-over opgetreden.

Slide 9 - Tekstslide

Dihybride kruising
Bij een dihybride kruising kijken we naar twee eigenschappen die overerven.

Bijvoorbeeid bij Mendels erwten:
Geel (A) is dominant over groen (a) en een gladde huid (B) is dominant over een gekreukte huid (b)

Slide 10 - Tekstslide

dihybride kruising

Slide 11 - Tekstslide

Opstellen van een dihybride kruising
A = zwarte haarkleur
a = rode haarkleur
B = effen vacht
b = gevlekte vacht

Slide 12 - Tekstslide

Genotypen van ouders bepalen in een dihybride kruising
A = zwarte vacht
a = bruine vacht

B = normale oren
b = hangoren

Wat zijn de genotypen van de ouders?

Slide 13 - Tekstslide

7. Bij erwtenplanten is het gen voor ronde zaden (R) dominant over het gen voor hoekige zaden (r). Het gen voor gele zaadlobben (G) is dominant over het gen voor groene zaadlobben (g). De genenparen liggen in verschillende chromosomenparen.
Men kruist een erwtenplant uit een rond zaad met gele zaadlobben, die voor beide eigenschappen heterozygoot is, met een erwtenplant uit een hoekig zaad met groene zaadlobben.

Welke fenotypen verwacht je in de F1 en in welke verhouding?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Bloedgroepen 
genotypes en fenotypes
Twee co-dominante allelen,
Een recessief allel

IAIA    Bloedgroep A
IAi       Boedgroep A
IBIB    Bloedgroep B
IBi       Bloedgroep B
IAIB    Bloedgroep AB
ii          Bloedgroep 0 (nul)

Slide 17 - Tekstslide

In een bepaalde populatie komen bij 84% van de individuen met de bloedgroepantigenen A en/of B deze antigenen ook voor in het speeksel. Men noemt deze mensen ’secretors’. Bij 16% van de individuen met de bloedgroepantigenen A
en/of B komen die antigenen niet in het speeksel voor. Men noemt deze mensen ’non-secretors’. Het secretorgen (E) is dominant over het non-secretorgen (e). E en e zijn
niet X-chromosomaal en erven onafhankelijk van de AB0-bloedgroepgenen over. Op deze populatie is de Hardy-Weinberg regel van toepassing.

De verdeling van de bloedgroepen in deze populatie is gegeven in tabel 3. Tevens is vermeld door welk genotype de bloedgroep bepaald wordt

In een gezin hebben de vader en de moeder bloedgroep AB. Ze zijn beiden secretor. Zij krijgen samen een kind.
- Bereken hoe groot de kans is dat dit kind non-secretor is en tegelijk bloedgroep A heeft. 


Slide 18 - Tekstslide