H4.1 + H4.2 - Zoutformules + Zouten in water _ Deel 2

§4.1 + §4.2 - Zout namen & formules + Zouten in water


Hoe worden zouten gevormd?
Ionsoorten leren kennen
Namen en formules van zouten opstellen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§4.1 + §4.2 - Zout namen & formules + Zouten in water


Hoe worden zouten gevormd?
Ionsoorten leren kennen
Namen en formules van zouten opstellen

Slide 1 - Tekstslide

H4 - Zouten en Zoutoplossingen
Paragrafen:
  •  §4.1 => Zoutformules en namen
  •  §4.2 => Zouten in water
  •  §4.3 => Zouthydraten
  •  §4.4 => Molariteit

Slide 2 - Tekstslide

Planning deze les
  • Herhaling §4.1 & §4.2
  • => d.m.v. quiz

  • Uitleg §4.2 - Deel 2

  • Controle op lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Deze kennis zou je nu moeten hebben:
Ik weet:
  • wat een romeins cijfer in een naam van een zout betekent
  • de namen en formules van de enkelvoudige & samengestelde ionen
  • wat er met een zout gebeurt wanneer deze oplost in water

Ik kan:
  • verhoudingsformules opstellen van zouten
  • namen van zouten geven, aan de hand van verhoudingsformules
  • rationele en triviale namen opzoeken in binas (T. 66)
  • opzoeken in Binas (T. 45) of een zout wel/niet goed oplosbaar is in water
  • oplosvergelijkingen opstellen

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling - Quiz
  • Pak je BiNaS erbij
  • Pak je schrift / leeg blaadje erbij

  • Probeer de vragen voor jezelf te beantwoorden!!

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de verhoudingsformule van:

en
Zn2+
Cl
A
ZnCl
B
ZnCl2
C
Cl2Zn
D
Zn2Cl

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van:

en
Li+
CO32
A
LiCO3
B
Li(CO3)2
C
Li2CO3
D
CO3Li

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van:

en
Al3+
S2
A
Al2S3
B
Al3S2
C
SAl
D
S3Al2

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van:

en
Na+
PO43
A
NaPO4
B
Na3PO4
C
NaPO43
D
Na(PO4)3

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van:

kaliumfluoride
A
KF
B
K2F
C
KF2
D
K2F2

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van:

Lood(II)sulfaat
A
PbSO4
B
Pb2SO4
C
Pb2(SO4)2
D
Pb(SO4)2

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van:

bariumhydroxide
A
BaOH2
B
Ba(OH)2
C
Ba2OH
D
(Ba)2(OH)

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van:

calciumfosfaat
A
CaPO4
B
Ca2(PO4)3
C
Ca3(PO4)2
D
Ca3PO4

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de rationele naam voor het zout salmiak?

Slide 14 - Open vraag

Wat is de rationele naam van de stof met de naam 'bitterzout'.

Slide 15 - Open vraag

Wat gebeurt er op microniveau bij het oplossen van een goed oplosbaar zout?
A
de ionen gaan harder trillen
B
de ionen laten elkaar los en gaan vrij bewegen
C
de ionen gaan in een rooster zitten
D
de zoutkorrels verdwijnen

Slide 16 - Quizvraag

Welke van de volgende stof(fen) is/zijn slecht oplosbaar in water?

A
Bariumhydroxide
B
Calciumcarbonaat
C
Kaliumchloride
D
Kopernitraat

Slide 17 - Quizvraag

Welke van de volgende stof(fen) is/zijn goed oplosbaar in water?

A
Magnesiumbromide
B
Bariumsulfaat
C
Kaliumcarbonaat
D
Zinksulfide

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste oplosvergelijking van:

kaliumchloride
A
2KCl(s)2K(aq)+Cl2(aq)
B
KCl(s)+H2O(l)K+(aq)+Cl(aq)+H2O(l)
C
KCl(s)K+(aq)+Cl(aq)
D
Dit zout lost slecht op

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste oplosvergelijking van:

zinknitraat
A
Zn2+(aq)+2NO3(aq)Zn(NO3)2(s)
B
Zn(NO3)2(s)Zn2+(aq)+2NO3(aq)
C
Zn(NO3)2(aq)Zn2+(aq)+NO3(aq)
D
Zn(NO3)2Zn2++2NO3

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste oplosvergelijking van:

aluminiumchloride
A
2AlCl3(s)2Al(aq)+3Cl2(aq)
B
AlCl3(s)Al3+(aq)+3Cl(aq)
C
AlCl3(s)Al(aq)+3Cl(aq)
D
AlCl3(s)Al3+(aq)+Cl3(aq)

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste oplosvergelijking van:

magnesiumcarbonaat
A
MgCO3(s)Mg(aq)+CO3(aq)
B
MgCO3(s)Mg+(aq)+CO32(aq)
C
MgCO3(s)Mg2+(aq)+3CO2(aq)
D
Dit zout is slecht oplosbaar

Slide 22 - Quizvraag

Hiernaast zie je een gehydrateerd ion.
Leg uit of dit een positief-ion of negatief-ion betreft.

Slide 23 - Open vraag

Na deze les:
Ik weet:
  • wat er met een zout gebeurt wanneer deze oplost in water
  • wat er met een zoutoplossing gebeurt wanneer deze ingedampt wordt

Ik kan:
  • opzoeken in Binas (T. 45) of een zout wel/niet goed oplosbaar is in water
  • oplosvergelijkingen opstellen
  • indampvergelijkingen opstellen

Slide 24 - Tekstslide

Herhalen §5.1
Zouten:
  • Combinatie van metaal- en niet-metaal.
  • Wordt gevormd doordat metaalatoom elektron(en) weggeeft aan niet-metaalatoom.
  • Hierdoor worden geladen deeltjes gevormd: ionen.




  • Zout bestaat uit metaalion + niet-metaalion

Slide 25 - Tekstslide

Verhoudingsformule opstellen -> Stappenplan

  1. Lees de naam goed en splits atoomsoorten
  2. Noteer de ionen (inclusie lading)
  3. Bepaal de verhouding (vereenvoudig indien nodig)
  4. Noteer de verhoudingsformule (zet samengestelde ionen tussen haakjes wanneer deze vermeerderd moet worden)

Voorbeeld 3 - Lood(II)nitraat


1.   Lood(II) - nitraat

2.   Pb2+   -   NO3
3.      1      :      2  

4.   Pb(NO3)2 

Slide 26 - Tekstslide

Uitleg §5.1 - Lading ion bepalen
  • Bepaal de lading van het Fe deeltje in het zout: FeNaPO4

  • Bepaal eerst de lading van de bekende ionen:
  • PO4 heeft een lading van 3-
  • Na heeft een lading van 1+

  • Om een ongeladen zout te krijgen, moet er dus nog 2+ lading zijn

  • Fe moet dus wel een lading van 2+ hebben
  • (anders heeft het zout geen lading van 0)

Slide 27 - Tekstslide

Welke lading heeft een strontium-ion?
A
1+
B
2+
C
1-
D
2-

Slide 28 - Quizvraag


De lading van het Pb ion in PbS2

Het zwavel-ion heeft een lading van 2-
A
1+
B
2+
C
3+
D
4+

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de lading van het ijzer-ion in dit zout?
(NH4)2Fe(SO4)2
A
1+
B
2+
C
3+
D
Ongeladen

Slide 30 - Quizvraag

Uitleg §4.2 - Zouten in water

  • Lossen wel of niet op...
  • -> Oplosbaarheid verschilt per zout
  • => Binas T. 45A


Slide 31 - Tekstslide

Uitleg §4.2
  • Goed oplosbaar zout 
  • -> 'verdwijnt' in water

  • => valt het uiteen in ionen
  • => niet zichtbaar met blote oog

Slide 32 - Tekstslide

Uitleg §4.2
  • De ionen worden omringd door watermoleculen (gehydrateerd) en komen zo los.
  • In de oplossing zitten dus individuele losse ionen:

Slide 33 - Tekstslide

Uitleg §4.2
  • Oplosvergelijking:
  • NaCl (s) -> Na+ (aq) + Cl- (aq)

  • Ca(NO3)2 (s) -> Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)

  • Let op: Je kan alleen een oplosvergelijking geven wanneer het goed oplosbaar is in water!                                     


Slide 34 - Tekstslide

Uitleg §4.2
  • Indampen
  • => Verdampt het water

  • Indampvergelijking
  • => omgekeerde van oplosvergelijking

  • Na+ (aq) + Cl- (aq) -> NaCl (s)
  • Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)   ->   Ca(NO3)2 (s)


Slide 35 - Tekstslide

Wat voor gebeurtenis is de onderstaande vergelijking?
3K+(aq)+PO43(aq)>K3(PO4)2(s)
A
indampvergelijking van kaliumfosfaat
B
oplosvergelijking van calciumfosfaat
C
oplosvergelijking van kaliumfosfaat
D
indampvergelijking van calciumfosfaat

Slide 36 - Quizvraag

Geef de oplosvergelijking van ijzer(II)sulfaat in water:
A
FeSO4(s)+H2O(l)>FeSO4(aq)
B
Fe2SO4(s)>2Fe+(aq)+SO42(aq)
C
FeSO4(s)>Fe2+(aq)+SO42(aq)
D
FeSO4(s)>Fe(aq)+SO4(aq)

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de oplosvergelijking van het oplossen van aluminiumfosfaat
A
Al3+(aq)+PO43(aq)AlPO4(s)
B
AlPO4(s)Al3+(aq)+PO43(aq)
C
Dit zout lost slecht op, dus geen oplosvergelijking
D
AlPO4Al3++PO43

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de indampvergelijking voor het oplossen van natriumhydroxide?
A
Na++OHNaOH
B
NaOH(s)Na+(aq)+OH(aq)
C
NaOHNa++OH
D
Na+(aq)+OH(aq)NaOH(s)

Slide 39 - Quizvraag

De indampvergelijking van
zinknitraat is:
A
Zn2++2NO3Zn(NO3)2
B
Zn(NO3)2Zn2++2NO3
C
Zn2++NO3Zn(NO3)2
D
Zn(NO3)2Zn2++NO3

Slide 40 - Quizvraag

Na deze les (nu):
Ik weet:
  • wat er met een zout gebeurt wanneer deze oplost in water
  • wat er met een zoutoplossing gebeurt wanneer deze ingedampt worde

Ik kan:
  • opzoeken in Binas (T. 45) of een zout wel/niet goed oplosbaar is in water
  • oplosvergelijkingen opstellen
  • indampvergelijkingen opstellen

Slide 41 - Tekstslide

Wat vind je nu nog lastig?

Slide 42 - Open vraag

Aan de slag 

  • Doorlezen §4.1 + §4.2
  • Maken:
      * §4.1 => opdr. 2, 4, 6, 8, 12, 13
      * §4.2 => opdr. 19, 21, 22



  • Fluisterend overleggen met buur of werken met muziek

  • Vraag? Steek je hand op
  • Af? => Geen huiswerk

Slide 43 - Tekstslide