Je gaat een Lange Lijs maken. Dat is een lang gedicht.
1. Lees de ideekaarten. Tel de herhalingen nog even na!
2. Nu ga je er zelf een schrijven. Bedenk een onderwerp waarover je wilt schrijven.
3. Bedenk nu een bijvoeglijk naamwoord (= een woord dat meer vertelt over jouw onderwerp). Schrijf dat er bij en herhaal dat een aantal keer.
4. Bedenk nu een zin van vijf woorden waarin je vertelt wat er met jouw onderwerp gebeurt. Schrijf deze zin woord voor woord onder je onderwerp.
5. Nu bedenk je een werkwoord en je laat je onderwerp dit doen. Dit herhaal je vijf keer. (Kijk goed naar de ideekaarten hoe je dit doet)
6. Maak het gedicht af met een aantal woorden. (Climax)
Let op! Je laatste woord moet rijmen op je mens of ding!
Nu is je Lange Lijs klaar! Lees het nu hardop voor!
(klinkt het goed, heb je het ritme goed te pakken, breng wijzigingen aan als je niet tevreden bent).
7. Laat je Lange Lijs nakijken en werk het dan netjes uit!