Paragraaf 3,4 Part 3 some/any

welcome!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

welcome!

Slide 1 - Tekstslide

Used to
Used to gebruik je om te zeggen dat dingen eerst zo waren, maar nu niet meer. In het Nederlands zeg je dan ‘Vroeger…’



I used to work at the Albert Heijn. 
 There used to be a pool near my home.

Slide 2 - Tekstslide

Used to
Hoe maak je deze vorm?
Used to + werkwoord

I used to be small.
She used to have braces.
We used to play football.



Slide 3 - Tekstslide

Grammar - 'used to'
Gebruik: Je gebruikt 'used to' om te verwijzen naar dingen die eerst zo waren, maar nu niet meer. In het Nederlands zeg je dan vaak ‘Vroeger…’.

Hoe: used to + hele werkwoord (zonder to)

Slide 4 - Tekstslide

Grammar - used to
+ My grandfather used to work ten-hour shifts in the factory.

Bij vragende en ontkennende zinnen haal je 'did' erbij en haal je de -d bij 'used to' weg:

? Did your father use to wear a uniform at the factory?
- There didn't use to be a factory here.

Slide 5 - Tekstslide

Vul in, gebruik 'used to' + het ww:
(+) My dad ................ (to cycle) to work every day.

Slide 6 - Open vraag

Vul in, gebruik 'used to' + het ww:
(-) I ................ (to like) sprouts when I was a kid.

Slide 7 - Open vraag

Goals
At the end of this lesson...
  • I know how to use 'some and any'

Slide 8 - Tekstslide

planning


  • Recap
  • Uitleg Some & Any

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

SOME / ANY 
SOME en ANY betekenen beide:

  • enkele
  • wat 
  • een paar
  • geen (in combinatie met NOT)
  • Ik koop elke dag wat snoep in de kantine.
  • Every day I buy some sweets in the canteen.
  • Mijn broer mag geen noten eten, hij is allergisch.
  • My brother can't eat any nuts, he's allergic.



Meervoud! 

Slide 11 - Tekstslide

SOME / ANY
Some en any hebben dus dezelfde betekenis, 
maar worden in verschillende soorten zinnen gebruikt. 

Some gebruik je in bevestigende zinnen, deze eindigen altijd met een punt of een uitroepteken en er staat geen 'not' in.

Any gebruik je in zinnen met een vraagteken 
en zinnen met het woord 'not' er in.

Slide 12 - Tekstslide

Daffy has some money.
Patrick doesn't have any money.

Slide 13 - Tekstslide

I have ___ apples left.
A
any
B
some

Slide 14 - Quizvraag

Are there ___ cakes left?
A
any
B
some

Slide 15 - Quizvraag

There is ... fruit, but there isn't ... bread.
A
some, some
B
some, any
C
any, some
D
any, any

Slide 16 - Quizvraag

I need ... apples, but I don't need ... pears.
A
any... any
B
some... some
C
any... some
D
some... any

Slide 17 - Quizvraag

In conclusion...
  1. We use a/ an with singular nouns.
  2. We use some with plural nouns in affirmative sentences.
  3. We use any with plural nouns in negative sentences and in questions.

Slide 18 - Tekstslide

some, any, something, anything, etc.. 
some:
(+) I have something to tell you.
(?) (je weet het antwoord al) 
I see you have crisps. Can I have some crisps?
any:
(-) I lost my keys. I can't find them anywhere!
(?) (je weet het antwoord niet)
Can I help you with anything?

Slide 19 - Tekstslide

Paragraaf 3,4 afmaken
Opdracht 8, 9, 10

Slide 20 - Tekstslide