3.1 Hoe ga jij je geld verdienen?

3.1 Hoe ga jij je geld verdienen?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.1 Hoe ga jij je geld verdienen?

Slide 1 - Tekstslide

Regels en grenzen
  1. RESPECT
  2. Op je plek zitten en spullen op tafel
  3. Stil zijn, vragen stellen, vinger opsteken en praten
  4. Huiswerk maken en nakijken
  5. Geen snoep, muziek, capuchon
  6. Schone werkplek
1 waarschuwing, bij de 2e waarschuwing 1 uur terugkomen

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  1. Huiswerk volgende les
  2. Terugblik Grote Toets Hoofdstuk 2
  3. Leerdoelen
  4. Uitleg 3.1
  5. Maken opdrachten 3.1
  6. Vooruitblik

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk volgende les
Pak je agenda voor je en noteer het huiswerk:
Lezen bladzijde 76 t/m 81
Lees de leerdoelen door en gebruik de uitleg
Maken vraag 1 t/m 16 van paragraaf 3.1

De volgende les controle en nakijken van het huiswerk!
1 waarschuwing, bij de 2e waarschuwing 1 uur terugkomen

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdstuk 3: Aan het werk
Paragraaf 3.1 Hoe ga jij geld verdienen?
Paragraaf 3.2 Wat voor baan wil jij?
Paragraaf 3.3 Hoe is het werk geregeld?
Paragraaf 3.4 Wat als er geen werk is?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

LessonUp
  • Chromebook open en dicht
  • Inloggen 
  • Lezen van de vragen
  • Vragen beantwoorden
  • Klein prijsje voor de winnaar van de quiz

Slide 7 - Tekstslide

Welk bijbaantje heb je?
Vakkenvullen
Oppassen
Kranten lopen
Afwassen
Anders
Ik heb nog geen bijbaantje

Slide 8 - Poll

Leerdoelen
  • Je leert wat het verschil is tussen werknemer en werkgever
  • Je leert hoe je een staafdiagram kunt aflezen en tekenen
  • Je leert wat er in een arbeidsovereenkomst staat
  • Je leert voor wie een CAO geldt en wat erin geregeld is
  • Je leert hoe je het nettoloon kunt berekenen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Werknemer en werkgever
Je kunt een inkomen verdienen door: 
Een eigen bedrijf: je bent dan ondernemer
  • Voordeel: eigen tijden bepalen
  • Nadeel: groter risico
Als werknemer: je bent dan in loondienst bij een bedrijf
  • Voordeel: zekerheid en vaste tijden
  • Nadeel: kunt niet zelf bepalen wat je doet

Slide 12 - Tekstslide

Vacature en sollicitatie
Een openstaande baan bij een bedrijf is een vacature.
Als jij denkt dat dat een geschikte baan voor jou is, kun je hierop solliciteren. Je laat dan weten dat je die baan graag hebben wilt.
Als je wordt aangenomen worden er afspraken gemaakt over:
  • Rechten: wat je hoort te krijgen
  • Plichten: wat je hoort te doen

Slide 13 - Tekstslide

Rechten en plichten
Als je voor een baas werkt, dan ben je een werknemer.
  • Recht is loon
  • Plicht om het werk volgens de afspraken te doen

Je baas is de werkgever
  • Recht dat het werk volgens de afspraken gedaan wordt
  • Plicht om loon uit te betalen

Slide 14 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst
Werkgever en werknemer sluiten een arbeidsovereenkomst af
Hierin staan je rechten, plichten en arbeidsvoorwaarden, zoals:
  • hoeveel uur per week je werkt en wat je loon is
  • hoeveel vakantiedagen je hebt en cursussen
In de proeftijd (max. 2 maanden) kunnen werkgever en werknemer bekijken of het werk wel bevalt.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

CAO
cao = collectieve arbeidsovereenkomst.
In een cao staan de arbeidsvoorwaarden die gelden voor iedereen in een bepaalde bedrijfstak.
Een bedrijfstak is een groep gelijksoortige bedrijven, bijvoorbeeld de bouw, de detailhandel (winkelbedrijven) of de gezondheidszorg.


Slide 17 - Tekstslide

Bruto- en nettoloon
In je arbeidsovereenkomst staat hoeveel je brutoloon is. Dit is het loon dat je werkgever met jou afgesproken heeft.
Van het brutoloon moet de werkgever loonbelasting en sociale premies aan de overheid (voor uitkeringen) betalen. Dit zijn de inhoudingen
Wat overblijft, ontvang je op je bankrekening. Dat is je nettoloon.

Slide 18 - Tekstslide

Nettoloon berekenen
nettoloon = brutoloon – inhoudingen

Je brutoloon is € 1.830. Daarop wordt € 160 aan loonbelasting ingehouden en € 89 aan sociale premies. Bereken je nettoloon.

De inhoudingen zijn € 160 + € 89 = € 249
Je nettoloon € 1.830 – € 249 = € 1.581




Slide 19 - Tekstslide

Opdrachten 3.1 maken
Ga naar bladzijde 76 van je boek
Lees de leerdoelen door en gebruik de uitleg
Geef antwoord op vraag 1 t/m 16 op bladzijde 76 t/m 81

Tijdens het maken van de opdrachten is het 15 minuten stil
Steek je vinger op als je een vraag hebt!
Klaar? Ga dan verder met de herhalings- of plusopdrachten 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Loon waarop niets is ingehouden
A
brutoloon
B
nettoloon

Slide 22 - Quizvraag

Een baan waarvoor iemand gezocht wordt
A
sollicitatie
B
arbeidsovereenkomst
C
vacature
D
plicht

Slide 23 - Quizvraag

Welk bedrag krijgt een werknemer op zijn bankrekening gestort?
A
geld
B
belasting
C
brutoloon
D
nettoloon

Slide 24 - Quizvraag

Je verdient een nettoloon van € 2.500. De inhoudingen zijn € 500. Hoeveel is het brutoloon?
A
€ 2.000
B
€ 3.000
C
€ 2.500
D
€ 500

Slide 25 - Quizvraag

Terugblik
Wat heb je geleerd?
  • Je leert wat het verschil is tussen werknemer en werkgever
  • Je leert hoe je een staafdiagram kunt aflezen en tekenen
  • Je leert wat er in een arbeidsovereenkomst staat
  • Je leert voor wie een CAO geldt en wat erin geregeld is
  • Je leert hoe je het nettoloon kunt berekenen

Slide 26 - Tekstslide

Vooruitblik
De volgende les gaat over: 3.2 Wat voor baan wil jij?

Huiswerk: opdracht 1 t/m 16 van paragraaf 3.1

Bedankt voor je aandacht!


Slide 27 - Tekstslide

Deze les was...

Slide 28 - Tekstslide