Tekstdoel en leesdoel

Planning
  • Huiswerk: Sollicitatiebrief --> Inleveren in Taal Integraal!
  • Overzicht + korte herhaling onderdeel hoofdgedachte en onderwerp
  • Uitleg tekstdoel/ leesdoel/ leesstrategieën
  • Aan de slag!
  • Huiswerk: bovenstaande onderdelen klaar!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Planning
  • Huiswerk: Sollicitatiebrief --> Inleveren in Taal Integraal!
  • Overzicht + korte herhaling onderdeel hoofdgedachte en onderwerp
  • Uitleg tekstdoel/ leesdoel/ leesstrategieën
  • Aan de slag!
  • Huiswerk: bovenstaande onderdelen klaar!

Slide 1 - Tekstslide

Tekstgeraamte

De ‘buitenkant’ van een tekst noemen we het tekstgeraamte. Het is verstandig om een tekst niet meteen te gaan lezen, maar eerst het tekstgeraamte goed te bekijken. 

Slide 2 - Tekstslide

Waaruit bestaat het tekstgeraamte?
  • titel
  • tussenkopjes
  • afbeeldingen
  • tabel en/of grafiek
  • bron
  • inleiding
  • laatste alinea

Slide 3 - Tekstslide

wat is het onderwerp van een tekst?
A
de titel
B
wat de schrijver wil vertellen over de tekst
C
daar waar de tekst over gaat in enkele woorden
D
de kernzin

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Wat is een hoofdgedachte?
A
gedachte uit je hoofd
B
samenvatting van een tekst in 1 zin
C
samenvatting van een tekst
D
1 zin in de tekst

Slide 5 - Quizvraag

De hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een heel korte samenvatting in één zin. Het is het belangrijkste wat de schrijver wil vertellen. 

  • De hoofdgedachte = het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.  

  • Om de hoofdgedachte te formuleren moet je dus eerst het onderwerp bepalen

  • Het onderwerp = waar de tekst over gaat. Dat kun je vaak met één of enkele woorden zeggen.

Slide 6 - Tekstslide

Waar vind je de hoofdgedachte?

  • Meestal in de eerste alinea of in het slot van een tekst. 

  • De hoofdgedachte hoeft niet letterlijk in de tekst te staan. 

  • Let op! Twee teksten met hetzelfde onderwerp kunnen heel goed twee verschillende hoofdgedachtes hebben.

Slide 7 - Tekstslide

DOEL van een tekst?

Slide 8 - Tekstslide

DOEL van een tekst


- De schrijver wil bij de lezer iets bereiken, daarom heeft een tekst een DOEL


Welke doelen weet je nog?


Slide 9 - Tekstslide

DOEL:

Instrueren

Slide 10 - Tekstslide

DOEL:

Instrueren


De schrijver wil uitleggen hoe je iets moet doen

Slide 11 - Tekstslide

DOEL:

Amuseren

Slide 12 - Tekstslide

DOEL:

Amuseren


De schrijver wil je vermaken

Slide 13 - Tekstslide

DOEL:

Informeren

Slide 14 - Tekstslide

DOEL:

Informeren


De schrijver wil dat je iets te weten komt

Slide 15 - Tekstslide

DOEL:

Activeren

Slide 16 - Tekstslide

DOEL:

Activeren


De schrijver wil dat je iets WEL gaat doen

Slide 17 - Tekstslide

DOEL:

Overtuigen

Slide 18 - Tekstslide

DOEL:

Overtuigen


De schrijver wil zijn mening geven

Slide 19 - Tekstslide

Publiek 
Een schrijver moet met zijn publiek rekening houden, als hij zijn tekstdoel wil bereiken.  Lezers hebben ook een leesdoel: 

Je kunt heel gemakkelijk bepalen wat je leesdoel is. Vraag jezelf af wat je te weten wil komen:
Wil je informatie, dan is je leesdoel informeren.
Wil je uitleg krijgen, dan is je leesdoel instructie krijgen.
Etc. 

Slide 20 - Tekstslide

Publiek
(Lezers)publiek = een bepaalde groep mensen die de schrijver wilt bereiken: kinderen; jongeren; ouderen; sportliefhebbers etc.


(Kijk naar: onderwerp, bron, lay-out en taalgebruik!)  Waarom?

Slide 21 - Tekstslide



Voor welk publiek zijn de artikelen in het tijdschrift 'Voetbal International' geschreven?

Tekst en publiek
A
Mannen en vrouwen
B
Mannen en vrouwen die interesse hebben in voetbal
C
Jongens en meisjes die interesse hebben in voetbal
D
Iedereen die interesse heeft in voetbal

Slide 22 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
Hoofdgedachte ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 23 - Quizvraag

Wat voor tekstsoort zou een reclame over een nieuw soort speelgoed zijn?
A
Amuserende tekst
B
Informerende tekst
C
Activerende / aansporende tekst
D
Betogende tekst

Slide 24 - Quizvraag

Wat wil men weten als er wordt gevraagd naar de aanleiding van het schrijven van de tekst?
A
Hoe de schrijver op het idee is gekomen om de tekst te gaan schrijven
B
Voor wie de tekst bedoeld is (publiek)
C
Wat het doel is van de tekst
D
Welke tekstsoort het is

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag!
Afmaken: sollicitatiebrief (inleveren)/ onderdeel hoofdgedachte en onderwerp

Maken: onderdeel tekstsoort en tekstdoel

Slide 26 - Tekstslide