donderdag 30 september (1.4 dit heb je nu geleerd)

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

1.4 dit heb je nu geleerd

Slide 2 - Tekstslide

In deze les:
  • Blikken we terug op hoofdstuk 1
  • Goed nieuws: je hoeft niet in het boek te werken.
  • Maak de vragen bij deze les en je bent klaar
  • De volgende les gaan we bespreken hoe je voor de toets moet leren

Slide 3 - Tekstslide

Sporenonderzoek

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je al?

Slide 5 - Tekstslide

Iemand die sporen uit het verleden onderzoekt heet een
A
rechercheur
B
inspecteur
C
archeoloog
D
spooroloog

Slide 6 - Quizvraag

Waarom Geschiedenis?

Door te begrijpen wat mensen vroeger meemaakten, leer je je eigen tijd beter te begrijpen.


De wereld waar jij nu leeft, komt voort uit het verleden.

Slide 7 - Tekstslide

Bronnen
  • Geschreven bronnen 

  • Ongeschreven bronnen

Slide 8 - Tekstslide

Ongeschreven bronnen
  • Grotschilderingen
  • Speerpunten
  • Bodemlagen
  • Graven
  • Munten

Slide 9 - Tekstslide

Bronnen
  • Prehistorie: Periode van ongeschreven bronnen

  • Historie: Periode waarin er ook geschreven bronnen zijn 

Slide 10 - Tekstslide

Prehistorie
  • Historie = geschreven geschiedenis

  • Pre = voor

  • Tijd vóór dat mensen konden schrijven 

Slide 11 - Tekstslide

Prehistorie
  • De prehistorie eindigt niet overal ter wereld op hetzelfde moment!

  • Als een volk een schrift ontwikkelt dan begint voor dat volk de historie en eindigt de prehistorie

Slide 12 - Tekstslide

Geschreven bronnen
  • Boeken
  • Brieven
  • Rekeningen

Slide 13 - Tekstslide

Bronnen
  • Directe bronnen 

  • Indirecte bronnen

Slide 14 - Tekstslide

Bronnen
  • Directe bronnen 

  • Indirecte bronnen

Slide 15 - Tekstslide

Directe bronnen (1)

  • Zijn in de tijd waarover ze gaan gemaakt

  • Zijn meestal gemaakt door iemand die bij de gebeurtenis aanwezig was, maar dat hoeft niet altijd.

Slide 16 - Tekstslide

Directe bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker leefde in die tijd... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand zijn mening misschien wel wil geven of niet alle informatie heeft.

Slide 17 - Tekstslide

Directe bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Dagboek van Anne Frank
  • Egyptisch Dodenboek
  • Egyptische mummie
  • Filmbeelden van de moord op president Kennedy
  • Spotprent

Slide 18 - Tekstslide

Indirecte bronnen (1)

  • Zijn gemaakt door iemand die er niet zelf bij was, bijvoorbeeld omdat hij later leefde óf omdat hij ergens anders woonde.

  • Heeft de informatie gekregen via andere (geschreven of ongeschreven) bronnen

Slide 19 - Tekstslide

Indirecte bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker misschien zijn informatie uit veel bronnen heeft kunnen halen... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand niet bij de gebeurtenis aanwezig was.

Slide 20 - Tekstslide

Indirecte bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Jouw geschiedenisboek
  • Een artikel over Anne Frank op Wikipedia
  • Een documentaire over de ontdekking van het graf van Toetanchamon

Slide 21 - Tekstslide

Indirecte bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Jouw geschiedenisboek
  • Een artikel over Anne Frank op Wikipedia
  • Een documentaire over de ontdekking van het graf van Toetanchamon

Slide 22 - Tekstslide

Een Wikipedia pagina over Napoleon Bonaparte is een:
A
Indirecte bron
B
Directe bron

Slide 23 - Quizvraag

Het paleis van Versailles is een:
A
Indirecte bron
B
Directe bron

Slide 24 - Quizvraag

Een filmpje over het paleis van Versailles is een:
A
Indirecte bron
B
Directe bron

Slide 25 - Quizvraag

Welke zin is niet juist?
A
De prehistorie is de periode waarover we alleen ongeschreven bronnen hebben.
B
De steentijd is de periode van de jager-verzamelaars.
C
In de steentijd bouwde men de eerste huizen van steen.
D
Al in de steentijd waren er contacten tussen de verschillende jager-verzamelaars.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een directe bron?
A
Een bron die direct gemaakt wordt.
B
Een bron gemaakt door iemand die er zelf bij was.
C
Een bron die later is gemaakt over een bepaalde tijd.
D
Een bron waar je water uit kunt drinken.

Slide 27 - Quizvraag

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 28 - Quizvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
Direct
B
indirect

Slide 29 - Quizvraag

Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 30 - Sleepvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
directe
B
indirecte

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een bron?
A
alles waardoor je iets te weten kunt komen over het verleden.
B
het verleden
C
alles waar je iets te weten kunt komen door het heden.
D
een prehistorische pot

Slide 32 - Quizvraag

Ik weet wat een bron is.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 33 - Quizvraag

Ik ken het verschil tussen een geschreven en ongeschreven bron
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 34 - Quizvraag

Ik ken het verschil tussen directe en indirecte bronnen
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 35 - Quizvraag

Welke tijd komt NA de tijd van jagers en boeren?
A
De tijd van monniken en ridders?
B
De tijd van steden en staten?
C
De tijd van Grieken en Romeinen
D
De tijd van ontdekkers en hervormers

Slide 36 - Quizvraag

Hoeveel tijdvakken zijn er?
A
5
B
100
C
12
D
10

Slide 37 - Quizvraag

In welk tijdvak leven wij nu?
A
De tijd van jagers en boeren
B
De tijd van televisie en computer
C
De tijd van burgers en stoommachines
D
De tijd van wereldoorlogen

Slide 38 - Quizvraag

Hoeveel jaar is 1 eeuw?
A
10 jaar
B
100 jaar
C
50 jaar
D
1000 jaar

Slide 39 - Quizvraag

Uit welke periode hebben we GEEN geschreven bronnen?
A
Tijd van jagers en boeren?
B
De tijd van Grieken en Romeinen
C
Tijd van monniken en ridders?
D
De tijd van regenten en vorsten

Slide 40 - Quizvraag

Wat is geschiedenis
A
iets wat in de toekomst ligt
B
een verhaal
C
dat wat in het verleden is gebeurd, vroeger
D
herinneringen

Slide 41 - Quizvraag

Een archeoloog zoekt naar geschreven bronnen
A
waar
B
niet waar

Slide 42 - Quizvraag

wat is een directe bron

Slide 43 - Woordweb

wat is een indirecte bron

Slide 44 - Woordweb

Een ongeschreven bron is.. ?
A
een dagboek
B
een wandtekening in een grot
C
potten en pannen
D
skeletten

Slide 45 - Quizvraag

Iemand die de geschiedenis bestudeert en onderzoekt
A
een rechercheur
B
een archeoloog
C
een schrijver
D
een historicus

Slide 46 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen prehistorie en historie?

Slide 47 - Open vraag

Tekst
eeuw 
tijdvak 
jaartelling 
periode van 100 jaar 
periode uit de geschiedenis 
manier waarop mensen de jaren tellen 

Slide 48 - Sleepvraag

Slide 49 - Video

Bedenk wat jouw eigen sporen in de geschiedenis zijn

Slide 50 - Open vraag