H4.3

H4.3 - hormonen
Leerdoelen:
-Je kent de hormonen en weet hoe deze de vruchtbaarheid bij mannen en vrouwen reguleren. 
- Je kent de fases van de geboorte en de betrokken hormonen

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

H4.3 - hormonen
Leerdoelen:
-Je kent de hormonen en weet hoe deze de vruchtbaarheid bij mannen en vrouwen reguleren. 
- Je kent de fases van de geboorte en de betrokken hormonen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

GnRH=
gonatropine-releasing hormone

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijk deze afbeelding met bron 10. Welke kleur lijn uit bron 10 heeft dezelfde betekenis als de + in dit schema?
A
De rode lijn
B
De blauwe lijn
C
De zwarte lijn

Slide 4 - Quizvraag

= Interstitiële cellen
/cellen van Leydig

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

dag 1 – 4 🡪 menstruatie

 dag 1 - 14 🡪 rijpen de follikels

 dag 14 🡪 ovulatie

 dag 28 🡪 eicel
 onbevrucht, is menstruatie



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Aanvulling op schema
Een lage concentratie oestrogenen remt de hypothalamus (minder GnRH) en hypofyse (minder LH/FSH) waardoor er maar 1 follikel rijpt (=negatieve terugkoppeling)

Na ongeveer 14 dagen is de concentratie oestrogeen zo hoog, dat een drempelwaarde bereikt is en het nu stimulerend werkt, er wordt meer GnRH gemaakt, meer LH/FSH, wat leidt tot ovulatie (=positieve terugkoppeling)

Daarna remt progesteron uit het gele lichaam weer de GnRH, LH en FSH.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Na ongeveer 10 dagen verschrompeld het gele lichaam als de eicel niet bevrucht is.
Het gevolg is een afname van progesteron en oestrogeen 
Gevolg: baarmoederslijmvlies laat los: menstruatie 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Hormonen bij geboorte
Moeder produceert prostaglandinen -> spieren in de baarmoeder trekken samen (ontsluitingsweeën) -> baby daalt verder in: druk op baarmoedermond --> hypofyse produceert oxytocine -> stimuleert samentrekking baarmoederwand -> persweeën, geboorte, nageboorte

Borstvoeding: prolactine voor melkvorming en oxytocine bevordert afgifte van melk en is belangrijk voor binding (knuffelhormoon)

Positieve feedback  

Slide 29 - Tekstslide

Lezen 4.2 en 4.3
maken 
4.1    2, 6, 7, 11
4.2 28, 34
4.3   39, 40, 41, 43, 46

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

0

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Oestrogeen wordt gemaakt door:..(1).. en zorgt o.a. voor:...(2)....
A
(1) Hypofyse, (2) secundaire g.s.
B
(1) Follikel, (2) secundaire g.s.
C
(1) Gele lichaam, (2) verdikking baarmoederslijmvlies
D
(1) Hypofyse, (2) verdikking baarmoederslijmvlies

Slide 36 - Quizvraag

Het follikel produceert voor de eisprong oestrogeen, na de eisprong ook progesteron.
Wat is het effect van progesteron?
A
Progesteron start het afbreken van het baarmoederslijmvlies
B
Progesteron veroorzaakt de ovulatie
C
Progesteron laat de eicel groeien
D
Progesteron houdt het baarmoederslijmvlies in stand

Slide 37 - Quizvraag

Tijdens de zwangerschap produceert een vrouw het zwangerschapshormoon hCG. Met een zwangerschapstest kan het hormoon hCG in de urine worden aangetoond. Zo'n test kan op zijn vroegst een positieve uitslag geven vanaf de eerste dag dat de menstruatie had moeten beginnen.
In het diagram zijn de veranderingen weergegeven in de hoeveelheid hCG in het bloed van een zwangere vrouw. Welke letter geeft het tijdstip aan waarop een zwangerschapstest op zijn vroegst een betrouwbare positieve uitslag kan geven?
A
De letter T
B
De letter U
C
De letter V
D
De letter W

Slide 38 - Quizvraag


Welk hormoon moet er worden ingevuld op de plek van de vraagtekens?
A
TRH
B
GnRH
C
GRH
D
ACTH

Slide 39 - Quizvraag