Faalangst di 22 november

\
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
StudielessenMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

\

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer heb jij last van faalangst?

Slide 2 - Woordweb


FAALANGST

Slide 3 - Tekstslide

DOEL 1
Na het volgen van deze les weet je wat faalangst is.

Slide 4 - Tekstslide

DOEL 2
Na het volgen van deze les weet je hoe het komt dat je tijdens een toets of examen een black-out krijgt.

Slide 5 - Tekstslide

DOEL 3
Na het volgen van deze les weet je hoe je spanning/stress voor toetsen, examens en andere spannende momenten kunt verminderen.

Slide 6 - Tekstslide

`Je hebt heel erg goed geleerd, het zit helemaal in je hoofd, maar het komt er niet uit. Je presteert onder je kunnen'. 

Slide 7 - Tekstslide

 Wat is faalangst eigenlijk?

Slide 8 - Tekstslide

Faalangst, wat is het?

Slide 9 - Woordweb

0

Slide 10 - Video

FAALANGST 
 
...is de angst om niet goed te presteren. 
En die angst werkt belemmerend.


Bron: Geerts & Van Kralingen (2020)

Slide 11 - Tekstslide

Faalangst?
Geerts & Van Kralingen: 
Faalangst is de angst voor wat er gebeurt als je slechter presteert dan voorzien, dat je anderen, maar ook jezelf teleurstelt. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Cognitieve faalangst

Deze kinderen vinden het lastig om te laten zien wat zij aan kennis hebben geleerd. Dit uit zich met name bij het maken van toetsen. `Als ik maar weer geen onvoldoende haal`.

Sociale faalangst

Angst voor andere mensen en contact maken. Je ziet dit vaak bij het doen van een spreekbeurt, boodschappen, telefoongesprek of een vraag stellen in de klas. `Dan word ik helemaal rood!`

Slide 14 - Tekstslide

Motorische faalangst
Dit heeft te maken met de motoriek van het lichaam. Je staat stijf van angst. Dit uit zich vaak in de gymles.
`Ik kan dit niet!` Of met het autorijexamen; je weet soms niet meer wat links is en wat rechts is.

Slide 15 - Tekstslide

Feiten en cijfers 
 10 tot 13 % van de jongeren tussen de 12 en 14 jaar hebben faalangst.

8% van de jongeren tussen 10 en 11 jaar hebben faalangst.

1 op de 10 jongeren tussen de 12 en 18 jaar hebben faalangst.

Slide 16 - Tekstslide

WAT GEBEURT ER BIJ FAALANGST?
       Adrenaline                                                                                                                  vechten
                                                  vluchten 
     Noradrenaline                               bevriezen             

Slide 17 - Tekstslide

WAT GEBEURT ER BIJ FAALANGST?

Slide 18 - Tekstslide

WAT GEBEURT ER BIJ FAALANGST?
Er valt een klein jongetje in de vijver. Je bedenkt je niet en springt er achter aan om hem te redden!
Dat is VECHTEN.

Slide 19 - Tekstslide

WAT GEBEURT ER BIJ FAALANGST?
Je loopt de straat op om over te steken. Op het moment dat je de straat op loopt, hoor je een keiharde claxon. Je vlucht van de weg en red jezelf. Dat is VLUCHTEN.

Slide 20 - Tekstslide

WAT GEBEURT ER BIJ FAALANGST?
Soms ben je zo angstig dat je niet meer kunt vechten en vluchten!
Dan BEVRIES je.
BLACK OUT

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van faalangst?

Slide 22 - Woordweb

WAT ZIJN DE GEVOLGEN 
VAN FAALANGST?

- je kunt niet meer denken
- je voelt nog meer angst!
- je kunt nog minder denken!
- er komt steeds minder bloed naar je hersenen
- je raakt in paniek
- er ontstaat een black-out!

Slide 23 - Tekstslide

`Je hebt het in je vingers, het zit helemaal in je hoofd, maar het komt er niet uit. Je presteert onder je kunnen’.

Slide 24 - Tekstslide

Actieve faalangst

Hard werkend en streeft naar een zo goed mogelijk resultaat. Hierdoor komt het kind vaak niet aan ontspanning of sport toe. Ze kan geen afstand van de opdracht nemen.

Het idee dat haar inspanning geen invloed heeft op het resultaat. Hoe meer je je inspant, hoe groter de teleurstelling. Hierdoor heeft het kind het gevoel dat ze haar tijd beter in andere dingen kan steken.


Passieve faalangst

Het idee dat haar inspanning geen invloed heeft op het resultaat. Hoe meer je je inspant, hoe groter de teleurstelling. Hierdoor heeft het kind het gevoel dat ze haar tijd beter in andere dingen kan steken.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Wat is de uitslag?
Heb je (veel) last van faalangst? 

Slide 27 - Tekstslide

Wat kun je doen tegen faalangst?

Slide 28 - Tekstslide

Oefening 5 g-schema

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Heb je iets aan deze les gehad?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Zijn er nog vragen?

Slide 34 - Tekstslide

Bedankt voor jullie aandacht

Slide 35 - Tekstslide