e6-Woordsoorten- ww in samengestelde zinnen- H.6-havo2

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden kunt herkennen in samengestelde zinnen.


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden kunt herkennen in samengestelde zinnen.


Slide 1 - Tekstslide

Er zijn zinnen met één persoonsvorm en zinnen met meer persoonsvormen. Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin:

– Evelien (ow) werkt bij de bakker.


Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin:

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling hoofdstuk 5 grammatica zinsdelen blz.156
Hoe herken je ook weer een hoofdzin?
hoofdzin

Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.

Slide 3 - Tekstslide

Waar staat de pv in een hoofdzin?
De persoonsvorm staat voor in de zin: als eerste of tweede zinsdeel.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe herken je de bijzin?
Tussen onderwerp en persoonsvorm kúnnen wel andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld het woordje 'niet').
Waar staat de pv in een bijzin?
De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 5 - Tekstslide

Je hebt geleerd hoe je in een enkelvoudige zin vaststelt of een werkwoord een zelfstandig werkwoord (zww), een koppelwerkwoord (kww) of een hulpwerkwoord (hww) is. 


Dit geldt ook voor enkelvoudige zinnen die samen een samengestelde zin vormen.

Slide 6 - Tekstslide

Zo bepaal je in een samengestelde zin met welk soort werkwoord je te maken hebt: 

Splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen.
Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast: werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng).
Pas daarna per zin de regels van het schema werkwoordspelling toe
boek = blz.272(= fout in het boek)


Slide 7 - Tekstslide

Verander de blz. in je boek: blz. 260= blz.272

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld:
Als scholieren blijven klagen over hun loon bij deze supermarkt, zal de directie de lonen moeten verhogen, zodat de winkel weer een aantrekkelijke werkgever wordt.


Slide 9 - Tekstslide

Stap 1
De enkelvoudige zinnen:
(1)Als scholieren blijven klagen over hun loon bij deze supermarkt 

(2)zal de directie de lonen moeten verhogen 

(3)zodat de winkel weer een aantrekkelijke werkgever wordt 

Slide 10 - Tekstslide

Stap 2
zin 1: wg = blijven klagen
zin 2: wg = zal moeten verhogen
zin 3: ng = wordt [een aantrekkelijke werkgever]

Slide 11 - Tekstslide

Stap 3
zin 1: wg met twee werkwoorden → 
blijven = hww, 
klagen = zww
zin 2: wg met drie werkwoorden → 
zal = hww, 
moeten = hww, 
verhogen = zww

zin 3: ng met één werkwoord → wordt = kww

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 14 - Tekstslide

H2A-2021

Slide 15 - Tekstslide

                                          H2B-2021

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 17 - Tekstslide

Maken:
Grammatica woordsoorten 
H. 6 blz. 190

startopdr.+ 
opdr. 1 t/m 5

Slide 18 - Tekstslide