paragraaf 3.3 klimaat

Lesdoelen:
- Je kunt aangeven waarom Chili een unieke ligging heeft.
-Je weet welke factoren van invloed zijn op het klimaat van Chili.
-Je kunt uitleggen wat El Nino is en hoe het ontstaat.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen:
- Je kunt aangeven waarom Chili een unieke ligging heeft.
-Je weet welke factoren van invloed zijn op het klimaat van Chili.
-Je kunt uitleggen wat El Nino is en hoe het ontstaat.

Slide 1 - Tekstslide


Welke klimaatfactor is dit?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
ligging aan zee
D
zeestromen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is geen klimaatfactor?
A
hoogteligging
B
afstand tot de evenaar
C
luchtdrukverdeling
D
land-zeeverdeling

Slide 3 - Quizvraag

Tijdens een El Nino zijn er veel vissen voor de kust van Chili
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

In dit plaatje is
A
sprake van El Nino
B
sprake van een normale situatie

Slide 5 - Quizvraag

Een passaat is een wind die
A
richting evenaar waait
B
elk half jaar van richting verandert
C
waait van noord naar zuid

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noemen we de rechterzijde op het plaatje?
A
loefzijde
B
lijzijde

Slide 7 - Quizvraag

Op welke twee momenten in het jaar wordt de aarde gelijk verwarmd door de zon?
A
21 juni en 21 december
B
21 juni en 23 september
C
23 september en 21 december
D
21 maart en 23 september

Slide 8 - Quizvraag

In dit plaatje is
A
sprake van El Nino
B
sprake van La Nina
C
sprake van een normale situatie

Slide 9 - Quizvraag

Een koude zeestroom zorgt voor...
A
Minder verdamping dus meer neerslag
B
Minder verdamping dus minder neerslag
C
Meer verdamping dus meer neerslag
D
Meer verdamping dus minder neerslag

Slide 10 - Quizvraag

Bij hoge luchtdruk gaat het regenen
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen effect van de zee op het klimaat is als volgt:
A
Wintertemperaturen worden minder koud.
B
Zomertemperaturen worden minder warm.
C
Er valt minder neerslag.
D
Er valt meer neerslag.

Slide 12 - Quizvraag