Verdienen & Uitgeven H3 De structuur

Verdienen & Uitgeven

Hoofdstuk 3: De structuur
3.1 groeifactoren 
3.2 productiefactoren (kano)
3.3 Inkomensongelijkheid en structuur 

    1 / 16
    volgende
    Slide 1: Tekstslide
    EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

    In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

    time-iconLesduur is: 50 min

    Onderdelen in deze les

    Verdienen & Uitgeven

    Hoofdstuk 3: De structuur
    3.1 groeifactoren 
    3.2 productiefactoren (kano)
    3.3 Inkomensongelijkheid en structuur 

      Slide 1 - Tekstslide

      Bruto Binnenlands Product (BBP)
      De hoogte van het BBP wordt bepaald door 2 factoren:
      1- de productiecapaciteit (= aanbodzijde = structuur) bestaat uit de maximale productie van alle productiefactoren in een land
      2- de bestedingen (= vraagzijde = conjunctuur) 
      komen van de 4 sectoren in de economische 
      kringloop (consumenten, bedrijven, overheid 
      en buitenland:  Y = C + I + O + (E - M)



      Slide 2 - Tekstslide

      Bruto Binnenlands Product (BBP)

      Slide 3 - Tekstslide

      Slide 4 - Tekstslide

      Slide 5 - Tekstslide

      Productiecapaciteit (structuur)
      De grootte van de productiecapaciteit (structuur)
      wordt bepaald door de kwantiteit (omvang)
      en de kwaliteit van de productiefactoren (KANO):
      1. Kapitaal
      2. Arbeid
      3. Natuur
      4. Ondernemerschap



      Slide 6 - Tekstslide

      3.2    Productiefactoren

      1. De productiefactor Arbeid

      De omvang (kwantiteit) van de productiefactor Arbeid wordt bepaald door:
      1. de omvang van de bevolking (zoals geboortes, immigratie en emigratie)
      2. de samenstelling van de bevolking (zoals vergrijzing)

      3. de wetgeving (zoals leerplichtleeftijd en pensioenleeftijd)



      De arbeidsproductiviteit (kwaliteit) wordt bepaald door:
      1. de mate van scholing
      2. de efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie
      3. de mate van mechanisering, automatisering en digitalisering
      4. maatschappelijke factoren ( zoals de arbeidsmentaliteit, rechtstaat, corruptie)


      indexcijferloonkostenperproduct=indexcijferarbeidsproductiviteitindexcijferloonkostenperwerknemer×100

      Slide 7 - Tekstslide

      2. De productiefactor Kapitaal
      Kapitaal:   - Vaste kapitaalgoederen (bijv. machines)
                        - Geldkapitaal 
      Dit komt samen bij Investeren: met geleend geld worden kapitaalgoederen gekocht

      Meer & betere kapitaalgoederen  -->  meer produceren.
      Nieuwe & betere productie (processen) --> innovaties

      Door mechanisatie en automatisering --> hogere ABP (arbeidsproductiviteit) --> loonkosten per product dalen --> verkoopprijs daalt -->  betere concurrentiepositie

      Innovaties: arbeidsbesparend en/of  kapitaalbesparend en milieubesparend
      ABP stijging: beperkter bij dienstverlening

      Slide 8 - Tekstslide

      3. De productiefactor Natuur
      De omvang en kwaliteit van de productiefactor Natuur is moeilijker te beïnvloeden (Spanje: sinaasappels, Koeweit: olie)
      - Natuur heeft het moeilijk door o.a. boskap, bestr.middelen,

      overbevissing, CO2 uitstoot.
      - Klimaatconferenties gehouden.

      Slide 9 - Tekstslide

      4. De productiefactor Ondernemerschap
      De omvang (kwantiteit) en de kwaliteit van de productiefactor Ondernemerschap kun je beschouwen als een eigenschap van de productiefactor Arbeid, denk hierbij aan:

      1. zorgen voor een efficiënte organisatie
      2. maken van goede investeringskeuzes
      3. vergroten van de productiecapaciteit o.b.v.                                                                                                    de productiefactor waar een tekort aan is
      4. de overheid kan ondernemerschap stimuleren
            door subsidies (zoals starters-, zelfstandigen-,
            MKB- en investeringsaftrek)

      Slide 10 - Tekstslide

      3.3 Inkomensongelijkheid en structuur
      Ongelijkheid heeft voordelen:
      mensen hebben een prikkel nodig om zich meer in te spannen of scholing te volgen -->
      hogere beloning

      Slide 11 - Tekstslide

      Toenemende ongelijkheid heeft nadelen:
      • Minder economische groei door onderconsumptie (rijken sparen relatief veel)
      • Minder investeringen in menselijk kapitaal (deel bevolking blijft laag productief daardoor)
      • Meer schulden
      • Minder vertrouwen en minder cohesie
      • Meer sociale- en gezondheidsproblemen

      Slide 12 - Tekstslide

      De arbeidsproductiviteit van een land kan gemeten worden door:
      A
      de totale waarde van de productie te delen door het aantal arbeidsjaren
      B
      de totale toegevoegde waarde te delen door het aantal werknemers
      C
      het nationaal inkomen te delen door de totale beroepsbevolking
      D
      het bruto binnenlands product te delen door het aantal werknemers

      Slide 13 - Quizvraag

      Wat is geen oorzaak van een stijging van de arbeidsproductiviteit per uur?
      A
      mechanisering en automatisering
      B
      het maken van overuren
      C
      scholing
      D
      arbeidsverdeling en specialisatie

      Slide 14 - Quizvraag

      Door innovatie bij een tuinbedrijf worden 6 van de 9 werknemers overbodig en ontslagen. De arbeidsproductiviteit in het tuinbedrijf is gestegen met...
      A
      67%
      B
      100%
      C
      200%
      D
      300%

      Slide 15 - Quizvraag

      Irrigatie is een voorbeeld van het verhogen van de kwantiteit en kwaliteit van de productiefactor...
      A
      Kapitaal
      B
      Arbeid
      C
      Natuur
      D
      Ondernemerschap

      Slide 16 - Quizvraag