Gesprekken 3F week 15 discussie/argumenteren

Instructie 
NED 3F: gesprekken voeren Tweegesprekken/discussie/ argumenteren


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Instructie 
NED 3F: gesprekken voeren Tweegesprekken/discussie/ argumenteren


Slide 1 - Tekstslide

Discussie
Het gaat in een discussie niet om gelijk krijgen. Een discussie gaat over een probleem, de oorzaken en de oplossingen. Een discussie is erop gericht dat je begrip krijgt voor elkaars standpunt en samen tot overeenstemming komt. 

Slide 2 - Tekstslide

Discussie kent vier fasen.

  1. beeldvorming: Vaststellen wat precies de vraag of het probleem is.
  2. inventariseren: Alle meningen en ideeën over de oplossing bespreken.
  3. reageren: Elkaar doorvragen over mening, oplossingen en argumenten.
  4. besluiten: Afsluiten met een conclusie of oplossing.

Slide 3 - Tekstslide

Debat
Een debat is een woordenstrijd tussen twee partijen (2 personen) over een stelling.
 Bijvoorbeeld: de leerplicht moet naar 15 jaar.
De ene partij heeft een positief standpunt ingenomen en is het dus eens met de stelling.
De andere partij is het oneens met de stelling en neemt dus een negatief standpunt in.

 

het standpunt van de tegenpartij kunnen aanvallen
kritisch kunnen luisteren en kunnen oordelen
snel kunnen reageren op wat de tegenpartij naar voren brengt


Slide 4 - Tekstslide

Voorbereiding

Deelnemers aan een debat bereiden zich voor door zich te documenteren over het onderwerp. Ook zetten ze argumenten voor en tegen op een rij. Een jury of het publiek bepaalt wie het debat gewonnen heeft.
Om te kunnen debatteren moet je:
  • je eigen standpunt kunnen presenteren en verdedigen
  • het standpunt van de tegenpartij kunnen aanvallen
  • kritisch kunnen luisteren en kunnen oordelen
  • snel kunnen reageren op wat de tegenpartij naar voren brengt


Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld examenopdracht
Je gaat discussiëren (5-7 minuten)  over de volgende stelling:
 Het schooluniform moet ingevoerd worden binnen het mbo!
Jij bent tegen deze stelling.
In de discussie is het belangrijk dat je goed luistert naar je discussiepartner en dat je duidelijk kunt uitleggen waarom jij vindt dat schooluniformen niet ingevoerd moeten worden binnen het mbo.









Slide 6 - Tekstslide

Voorbereiding
Bereid de discussie voor.
Jij bent er niet blij mee dat de discussie over het verplichten van schooluniformen weer oplaait. Je bent tégen de stelling.
• Je eerste argument is: door het verplichten van het schooluniform jaag je de ouders onnodig op kosten.
Bedenk nog twee argumenten waarom het invoeren van schooluniformen binnen het mbo geen goed idee is. Zorg ervoor dat je de argumenten ook kunt uitleggen. Gebruik goede voorbeelden.
• Je gesprekspartner is vóor de stelling. Bedenk ook hoe je kunt reageren op zijn of haar argumenten.
Je kunt de volgende twee berichten gebruiken bij je voorbereiding:

Slide 7 - Tekstslide

20  minuten voorbereidingstijd

Slide 8 - Tekstslide

beoordelingscriteria (1)
De inhoud van jouw bijdrage aan het gesprek wordt beoordeeld aan de hand van de volgende 7 kenmerken:

  • duidelijke verwoording van je standpunt (1)
  • onderbouwing van je standpunt met verschillende argumenten (2)
  • heldere toelichting op de argumenten (2)
  • een voorbeeld waarmee het standpunt wordt verduidelijkt (1)
  • inhoudelijke reactie op een argument van de ander (1)


Slide 9 - Tekstslide

beoordelingscriteria (2)
Jouw taalvaardigheidsniveau wordt beoordeeld op niveau 3F voor de volgende aspecten:

Inhoudskenmerken*
  • Beurten nemen en bijdragen aan samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op gesprekspartner(s)
  • Woordgebruik en woordenschat
  • Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing



Slide 10 - Tekstslide

ARGUMENTEREN

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Wat is het standpunt in deze discussie?

Slide 16 - Open vraag

Welke argumenten worden genoemd voor het standpunt?

Slide 17 - Open vraag

Welk argument(en) tegen de stelling worden genoemd?

Slide 18 - Open vraag

Welke gesprekstechnieken worden toegepast in dit fragment?

Slide 19 - Woordweb

Wat heb je geleerd?

Slide 20 - Woordweb

Oefenen: maak opdracht 1 en 4

Slide 21 - Tekstslide