Remediëring de optimale productiegrootte op korte termijn

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieSecundair onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De productiefactor arbeid is een constante productiefactor.
A
Juist
B
Fout

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Om welk begrip gaat het?
Volgens deze regel gaat de productie eerst meer dan evenredig en dan minder dan evenredig stijgen om ten slotte te dalen.

Slide 7 - Open vraag

Volgens de wet van de toe- en afnemende meerproductie zul je door het inzetten van extra werknemers steeds meer gaan produceren
A
Juist
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Welke van de onderstaande kosten zijn een constante kost?
A
De afschrijvingskost van de machines
B
De kosten van het personeel
C
De kosten van de grondstoffen
D
De dozen waarin de producten verpakt worden

Slide 13 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist? De MK-curve snijdt de GCK-curve ...
A
steeds op zijn laagste punt
B
meestal op zijn laagste punt
C
nooit op zijn laagste punt
D
nooit

Slide 14 - Quizvraag

De marginale kosten van een bedrijf snijden de gemiddelde kosten bij hun laagste punt.
A
Juist
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

Als de marginale kosten groter zijn dan de gemiddelde variabele kosten, dan
A
dalen de gemiddelde variabele kosten
B
stijgen de gemiddelde variabele kosten
C
blijven de gemiddelde variabele kosten gelijk
D
kun je beter stoppen met produceren

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Om welk begrip gaat het?
Bij dit punt produceert het bedrijf het goedkoopst

Slide 18 - Open vraag

In het technisch optimale punt geldt
A
dat de gemiddelde kosten het hoogst zijn
B
dat de gemiddelde opbrengsten het laagst zijn
C
dat de gemiddelde winst het hoogst is
D
geen van voorgaande stellingen

Slide 19 - Quizvraag

Je bereikt het technisch optimaal punt daar waar de marginale productie het hoogst is.
A
Juist
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

De omzet van een bedrijf bereken je als volgt:
A
afzet * prijs
B
opbrengsten - kosten
C
kosten - opbrengsten
D
de omzet is een ander woord voor de prijs, je moet die dus niet berekenen

Slide 24 - Quizvraag

De marginale opbrengst is steeds gelijk aan de prijs.
A
Juist
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Om welk begrip gaat het?
Bij dit punt maakt de onderneming geen winst, maar ook geen verlies

Slide 29 - Open vraag

Je maakt altijd winst ...
A
als de GO boven de GVK liggen
B
daar waar de MK de MO snijden
C
als de MK boven de GK liggen
D
als de TK onder de TO liggen

Slide 30 - Quizvraag

Er is winstmaximalisatie bij de hoeveelheid waar de afstand tussen de GK en de GO het grootst is.
A
Juist
B
Fout

Slide 31 - Quizvraag

Om welk begrip gaat het?
Als een onderneming dit aantal stuks produceert, zal de winst maximaal zijn.

Slide 32 - Open vraag

Bovenstaande curven heb je nodig om in een onderneming te weten wat de optimale productiegrootte is.

Slide 33 - Tekstslide

Benoem de drie curven.
A = ...., B= ...., C= .....

Slide 34 - Open vraag

Optimale productiegrootte: MO = MK
Winst = q * (MO - MK)

Slide 35 - Tekstslide

Oefeningen - stappenplan
1. bereken TCK 
                   TCK = TK - TVK 
                   TCK = GCK * q 
     TCK is constant (zodra 1 berekend heb je volledige kolom) 
2. bereken TVK en TK 
                    TVK = TK - TCK                        TK = TCK + TVK 
                    TVK = GVK * q                          TK = GTK * q
                                                                           TK = TK (vorige lijn) + MK * toename q    
                     

Slide 36 - Tekstslide

Oefeningen - stappenplan
3. bereken GCK, GVK en GTK 
                     GCK = TCK / q
                     GVK = TVK / q
                     GTK = TK / q 
4. bereken MK 
                       MK = toename TK / toename q 
5. GO = MO = prijs 
6. TO = GO * q    
                     

Slide 37 - Tekstslide

Alles duidelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll