2.3 Lezen

Nederlands

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands!

Benodigdheden:
  • Leesboek
  • Werkboek en schrift
  • Online methode 


timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
7:00
Geen leesboek bij? Lees 1.1. fictie in je werkboek

Slide 3 - Tekstslide


Check in?
A
groene smiley
B
oranje smiley
C
rode smiley

Slide 4 - Quizvraag

Programma:
  • Lezen
  • Check in
  • Terugblik lezen 1.3
  • Check je kennis
  • Zelfstandig werken weektaak
Leervragen Lezen:

Hoofdstuk 1:
  1. De drie verschillende manieren om te lezen zijn ........
  2. Het onderwerp van de tekst kan ik vinden door het beantwoorden van de vraag...
  3. Het onderwerp schrijf ik op de volgende manier op: .....
  4. Een deelonderwerp is ......

Hoofdstuk 2:
  1. Je kan de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen en de functie van deze delen benoemen;
  2. Signaalwoorden voor een tegenstelling zijn...
  3. Signaalwoorden voor een voorbeeld zijn....
  4. Ik kan verwijswoorden herkennen, voorbeelden van verwijswoorden zijn.....


Slide 5 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van
de tekst?

Slide 6 - Open vraag

Uit hoeveel alinea's bestaat
de tekst?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het tekstdoel
van de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren

Slide 8 - Quizvraag

Welke alinea('s) horen bij de inleiding, kern en slot?
Inleiding
1
2
4
3
Kern
Kern
Slot

Slide 9 - Sleepvraag

Slot
Inleiding
Kern
Vaak de eerste alinea. 

Functie = aandacht trekken van de lezer
Langste deel van de tekst. 

Functie = Schrijver geeft meer informatie over verschillende deelonderwerpen. 
Einde van de tekst. 

Functie = samenvatting geven, antwoord geven op de vraag uit de inleiding

Slide 10 - Sleepvraag

Weektaak lezen
Thema 2,  2.3 Lezen (online methode)
Basisopdrachten
1-2-3-4-5-6-7-8 -9

Extra opdrachten
Versterk jezelf
(werk nog niet verder in de methode)
Klaaropdrachten
Lezen in leesboek
Noteer de antwoorden op de lesvragen in je schrift. 
Werk aan fictie opdrachten 2.1
huiswerk 26-9  Lezen af zijn
Verkennend lezen
Doel: snel een indruk krijgen van de tekst. Hierdoor weet je een beetje waar de tekst over gaat en onthoud je de rest van de tekst beter. 
Nauwkeurig lezen
Doel; de tekst helemaal lezen om hem te begrijpen. 
Zoekend lezen
Doel: In een tekst zoeken naar het antwoord op een vraag.
Onderwerp en deelonderwerp
Iedere tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst.

Zo vind je het onderwerp van de tekst:
• Lees de tekst verkennend.
• Stel jezelf de vraag: Waarover gaat de tekst?
• Het antwoord op deze vraag is het onderwerp van de tekst.
Je schrijft het onderwerp van de tekst altijd in één woord of in een paar woorden op.
Bijvoorbeeld: ‘huisdieren’ of ‘gezonde voeding’.

Een alinea gaat over een deel van het onderwerp van de tekst. Stel jezelf de vraag: Waarover gaat deze alinea? Het antwoord op deze vraag is het deelonderwerp. Soms verklapt een tussenkopje het antwoord al een beetje.
Moeilijke woordenwijzer
Inleiding kern slot
Inleiding;
Een inleiding kan nog andere functies hebben, zoals:
• het onderwerp van de tekst noemen;
• een mening over het onderwerp geven;
• een vraag over het onderwerp stellen;
• een korte samenvatting van de tekst geven 

Kern:
Na de inleiding komt de kern van de tekst. Dat is het langste onderdeel, want de kern van de tekst heeft vaak meerdere alinea’s. In de kern geeft de schrijver informatie over de verschillende deelonderwerpen van de tekst.

Slot
Na de kern kan er nog een slot van de tekst komen. Dit is meestal de laatste alinea. Het slot rondt de tekst af.
Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afronden:
• door een samenvatting te geven;
• door een tip te geven;
• door antwoord te geven op de vraag uit de inleiding.
Niet elke tekst heeft een slot. Een nieuwsbericht heeft meestal alleen een inleiding en een kern.

Slide 11 - Tekstslide

Leervragen:

  • De drie verschillende manieren om te lezen zijn ........
  • Het onderwerp van de tekst kan ik vinden door het beantwoorden van de vraag...
  • Het onderwerp schrijf ik op de volgende manier op: 
  • Een deelonderwerp is .....



Slide 12 - Tekstslide