Pitfalls (Valkuilen)

MORNING
• PETTEN EN MUTSEN AF
• BOEKEN EN EEN PEN OP TAFEL
• GA OP JE PLEK ZITTEN EN WEES STIL
We beginnen pas als iedereen dit gedaan heeft

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

MORNING
• PETTEN EN MUTSEN AF
• BOEKEN EN EEN PEN OP TAFEL
• GA OP JE PLEK ZITTEN EN WEES STIL
We beginnen pas als iedereen dit gedaan heeft

Slide 1 - Tekstslide

Pitfalls

Valkuilen
Theme 6
Grammar 12 

Slide 2 - Tekstslide

Today's programme
- Explanation pitfalls (valkuilen)
- Do exercise 52 or 53 (theme 6)
- Check the answers
- Reflection

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan een aantal valkuilen in het Engels herkennen en deze ontwijken in een Engelse taal.

Slide 4 - Tekstslide

What is the correct spelling of 'morgen'?
A
tomorrow
B
tommorrow
C
tommorow

Slide 5 - Quizvraag

Welk Engels woord spel jij weleens verkeerd? Vul in.

Slide 6 - Open vraag

Valkuilen

Er zijn een aantal woorden die door elkaar worden gehaald, waardoor je sneller fouten maakt in het Engels.


In de volgende dia's zullen deze woorden aan bod komen.


Doel: valkuilen herkennen en het juiste toepassen.

Slide 7 - Tekstslide

to / too
To = naar, aan
Too = te

Examples:
This present is from me to you. 

Don't screw the bolts in too tightly.

Slide 8 - Tekstslide

to / too

To = aan, naar, te
Voor een werkwoord kan de betekenis 'te' zijn.
You are wise enough to understand my explanation.


Too = te, ook
Don't screw the bolts in too tightly.

Slide 9 - Tekstslide

than / then

than = dan
Gebruik je in vergelijkingen.


then = toen
Geeft een tijd aan.



Slide 10 - Tekstslide

then / than


The sequel is even worse than the first film.


Then he scored the winning goal.

Slide 11 - Tekstslide

You have ____ let me go. I'm innocent!
A
to
B
too

Slide 12 - Quizvraag

We haven’t seen each other for way _______ long.
A
to
B
too
C
two
D
-

Slide 13 - Quizvraag

We went to school and _________ we went to hockey.
A
then
B
than
C
_
D
_

Slide 14 - Quizvraag

He is taller ____ his brother.
A
than
B
then

Slide 15 - Quizvraag

to
too
We have __ much homework!
Let's go __London.
Do you like football __?
You don't have __ worry.
He gave it __ me.
He works __ earn money.

Slide 16 - Sleepvraag

Your / You're

De meest gemaakte fout door jullie!


Your = jouw (bezittelijk voornaamwoord)
You're = you are (samentrekking van twee woorden)

First, collect your materials.
You're late. Do get up earlier.

Slide 17 - Tekstslide

Its / It's

Its = van het (bezittelijk voornaamwoord van it)

I parked my car in its usual place.

It's = it is/has. Het is/heeft (samentrekking van twee woorden)
It's time to go to the dentist.

Slide 18 - Tekstslide

____ doing a good job.
A
your
B
you're

Slide 19 - Quizvraag

The cat wagged ____ tail
A
its
B
it's

Slide 20 - Quizvraag

___ really hard to tell the difference between a jaguar and a leopard.
A
It's
B
Its

Slide 21 - Quizvraag

What's ________ favourite sport?
A
you're
B
your

Slide 22 - Quizvraag

You made it around the track in under a minute, ____ fast!
A
your
B
you're

Slide 23 - Quizvraag

their / there / they're

their = hun (bezittelijk voornaamwoord)
They buy their school uniforms online.


there = er, daar (plaats)
Do you want to go over there

Slide 24 - Tekstslide

their / there / they're

They're = they are. Zij zijn (samentrekking)
They're my best friends.


Deze drie spreek je op dezelfde manier uit, maar ze verschillen in betekenis!



Slide 25 - Tekstslide

where / were / we're
where = waar (vraagwoord)
Where do you want to go?

were = was/waren (verleden tijd van to be)
They were very nice to me.

Slide 26 - Tekstslide

where / were / we're

We're = we are. Wij zijn (samentrekking).

We're big fans of documentaries.


Allemaal een andere uitspraak. Klik op de icoontjes om de uitspraak te beluisteren.



Slide 27 - Tekstslide

Where is Mandy? Over _____.
A
their
B
there
C
they're

Slide 28 - Quizvraag

We ____ cycling to school when I lost my phone.
A
where
B
were
C
we're

Slide 29 - Quizvraag

I can't remember __________ I've left my keys.
A
were
B
where

Slide 30 - Quizvraag

The entire class passed ____________ test.
A
their
B
they're
C
there

Slide 31 - Quizvraag

______ my best friends in the entire world.
A
There
B
Their
C
They're
D
-

Slide 32 - Quizvraag

The children absolutely love _______ gifts they received for Christmas.
A
they're
B
there
C
their
D
-

Slide 33 - Quizvraag

_1_ going to love going _2_,
I heard _3_ food is the best!
A
1 =their, 2=there, 3 =they're
B
1=there, 2=their, 3=they're
C
1=they're, 2=there, 3=their
D
1=they're, 2=their, 3=there

Slide 34 - Quizvraag

We _1_ lost in the middle of Timbuktu. No one knew _2_ we _3_. Next time we travel, _4_ going to bring along a map.
A
1=were, 2=where, 3=were, 4=we're
B
1=were, 2=we're, 3=where, 4=were
C
1=where, 2=were, 3=where, 4=we're
D
1=where, 2=where, 3=were, 4=were

Slide 35 - Quizvraag

I know _1_ the mall is, _2_ just down there to the left.
A
1=were,2=it's
B
1=where, 2=it's
C
1=where, 2=its
D
1=we're, 2=its

Slide 36 - Quizvraag

Practice
Do exercise 52  and 53 in your Activity book on p.140/141 
 
You have 10 minutes to complete this exercise.
timer
10:00

Slide 37 - Tekstslide

Checking answers

Slide 38 - Tekstslide

Leerdoel behaald?
Ik herken de valkuilen in het Engels.
A
Yes
B
Almost, I need more practice.
C
Almost, I need more explanation.

Slide 39 - Quizvraag

Vul de vragen die je nog hebt over dit onderwerp hieronder in.

Slide 40 - Open vraag