Les 53
1 / 27
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de juiste persoonsvorm?
De jonge coureur rijdt/rijd sinds kort voor een topteam.
De jonge coureur rijdt/rijd sinds kort voor een topteam.
A
Rijdt
B
Rijd
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Wat is de juiste persoonsvorm:
Word/ Wordt jij mijn nieuwe buurjongen?
Word/ Wordt jij mijn nieuwe buurjongen?
A
Word
B
Wordt
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Hij werd geredt/gered door de hulpdiensten.
A
Geredt
B
Gered
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
De fotograaf heeft die onderscheiding wel ......
A
verdient
B
verdiend
Slide 13 - Quizvraag
Mama ...... dat kind.
A
verwent
B
verwend
Slide 14 - Quizvraag
De president heeft daar zeker iets mee ......
A
bedoelt
B
bedoeld
Slide 15 - Quizvraag
Weet jij wat zij daar precies mee ......?
A
bedoelt
B
bedoeld
Slide 16 - Quizvraag
Aaron ...... die sporttrofee zeker!
A
verdient
B
verdiend
Slide 17 - Quizvraag
Het ...... vaak dat smartphone gebruikers oversteken zonder te kijken.
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 18 - Quizvraag
Weet jij al wanneer hij naar Den Haag verhuis_?
A
d
B
t
C
dt
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de juiste persoonsvorm?
De jonge coureur rijdt/rijd sinds kort voor een topteam.
De jonge coureur rijdt/rijd sinds kort voor een topteam.
A
Rijdt
B
Rijd
Slide 20 - Quizvraag
Hij werd geredt/gered door de hulpdiensten.
A
Geredt
B
Gered
Slide 21 - Quizvraag
Het ...... vaak dat smartphone gebruikers oversteken zonder te kijken.
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 22 - Quizvraag
Omdat hij zo verbaas_ reageerde, begon ik aan mijn verklaring te twijfelen.
A
d
B
t
C
dt
Slide 23 - Quizvraag
Omdat hij het ons al tijden geleden beloof_ had, kwam hij ons helpen.
A
d
B
t
C
dt
Slide 24 - Quizvraag
Ik heb mij niet opgegeven voor die sponsorloop en dat wor_ mij niet in dank afgenomen.
A
d
B
t
C
dt
Slide 25 - Quizvraag
Zij gaan ervan uit dat het een succes wor_.
A
d
B
t
C
dt
Slide 26 - Quizvraag
Vin_ je dat niet heel erg tegenvallen?
A
d
B
t
C
dt
