Woordsoorten; ZN, BN, LW

Lesprogramma
  1. lezen
  2. huiswerk nakijken
  3. so opgeven
  4. uitleg woordsoorten
  5. oefening woordsoorten
  6. oefenen woordenschat
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesprogramma
  1. lezen
  2. huiswerk nakijken
  3. so opgeven
  4. uitleg woordsoorten
  5. oefening woordsoorten
  6. oefenen woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

huiswerk nakijken




Maak oefening 1, 2, 3 en 6 vanaf blz. 58.

Slide 2 - Tekstslide

s.o 8 december
So grammatica. Leer blz. 54 t/m 57.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en lidwoorden zijn.

  • kun je de woordsoorten ZN, BN en LW herkennen en uitleggen wat de kenmerken zijn. 

  • kun je de regels voor het schrijven van het BN toepassen. 

  • kun je zelfstandig de woordsoorten WW, ZN, BN en LW in tekst benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Geef zoveel mogelijk voorbeelden
van zelfstandig naamwoorden.

Slide 5 - Woordweb

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord geeft een ‘naam’ aan ‘zelfstandigedingen.

  • Namen van mensen, dieren en dingen (eigennamen)
    Lady Gaga, Pluto, Samsung
  • Woorden voor concrete zaken
    tafel, laptop, toets
  • Woorden voor abstracte zaken
    twijfel, werk, grootte

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Zelfstandignaam woorden komen in verschillende vormen voor. Let op de volgende zaken om ze te herkennen:

  • Je kan er een lidwoord voor zetten, ‘de’, ‘het’, ‘een’:
    de taart, het kopje, een stekker
  • Enkelvoud of meervoud
    taart – taarten, kopje – kopjes
  • Verkleinwoord
    taart – taartje, kop - kopje

Slide 7 - Tekstslide

Lidwoorden
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord (lid)
de, het, een

  • Er zijn twee bepaalde lidwoorden (de, het) en er is een onbepaald lidwoord (een).
  • Bij een bepaald lidwoord weet je precies waarom het gaat, bij een onbepaald lidwoord kan het om van alles gaan.

bepaald lidwoord: ‘de’ en ‘het’
  • mannelijk               de leraar
  • vrouwelijk               de actrice
  • onzijdig                   het station 
  • verkleinwoord       het autootje

onbepaald lidwoord: ‘een’
  • mannelijk              een leraar
  • vrouwelijk              een beroemde actrice
  • onzijdig                  een koud, leeg station

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt iets over het zelfstandige naamwoord.
    Kleur, materiaal, eigenschap, enzovoort.

  • Staat er direct voor en soms achter een zelfstandig naamwoord;
    Een paarse krokodil – De krokodil is paars.

  • Heeft soms een verbogen vorm;
    Het ticket is goedkoop – het goedkope ticket


  • Krijgt bij stoffen en materialen'-en' erachter;
    Het stalen kettingslot – de katoenen sok

Slide 9 - Tekstslide

Bedenk bij twee objecten een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 10 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord

  • Het kan zelfstandig gebruikt worden als er voldoende context is;
    Ik wil een blauwe, geen groene.

  • Heeft vaak trappen van vergelijking;
    Deze is laag, die is lager en die het laagst.

  • Zijn soms afgeleid van een werkwoord.
    Blaffende honden bijten niet.

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Stel een vraag om te ontdekken wat de bijvoegelijke naamwoorden zijn.
    Wat is/zijn + zelfstandig naamwoord?

Let op de spelling
  • De-woorden + e (ook bij een)
  • Het-woorden + e (bij een zonder e)
  • Stof en materialen + 'en'
    Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Er zijn ook uitzonderingen! Kijk maar eens naar de voorbeelden:
  • de polyester trui
  • het plastic tasje
Je ziet dat deze stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden niet op -en eindigen. Dat komt meestal omdat het om nieuwere stoffen gaat, die de mens zelf heeft uitgevonden. De woorden ‘plastic’ en ‘polyester’ zijn daar voorbeelden van. We geven je nog wat voorbeelden:
  • het aluminium bootje
  • een nylon touw
  • de latex handschoenen

Slide 12 - Tekstslide

De gele, nieuwe bank
Een gele nieuwe bank
De lieve, stoffen pandabeer
Een lieve, zachte pandabeer.
De blanke, jonge man.
Een blanke, jonge man
Het houten, warme bed.
Een houten, warm bed
Het volle, kleine zwembed.
Een vol, klein zwembad.

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en lidwoorden zijn.

  • kun je de woordsoorten ZN, BN en LW herkennen en uitleggen wat de kenmerken zijn. 

  • kun je de regels voor het schrijven van het BN toepassen. 

  • kun je zelfstandig de woordsoorten WW, ZN, BN en LW in tekst benoemen.

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf op wat je deze les hebt geleerd

Slide 15 - Open vraag

Schrijf op wat je het moeilijkste vond van deze les en leg uit waarom.

Slide 16 - Open vraag

oefenen met woordenschat
0

Slide 17 - Tekstslide