Grammatica woordsoorten

Vrijdag 5 maart
Oefenen en uitleg tussenwerpsel
Herhalen woordsoorten

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vrijdag 5 maart
Oefenen en uitleg tussenwerpsel
Herhalen woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de theorie op pagina 132. Maak een kort verhaal van 5 regels met zoveel mogelijk tussenwerpsels.

Slide 2 - Open vraag

Tussenwerpsel
Uitroepen (hé, oef, shit) en klanknabootsingen (klats, piefpafpoef) heten tussenwerpsels (tw). Naar betekenis kun je de tussenwerpsels indelen in vier groepen woorden:

 1. van bevestiging en ontkenning: ja, jawel, nee;
2. van emotie (verbazing, schrik, pijn): au, ach, hoera, bah, foei, hèhè, oei;
3. van sociaal contact: hoi, houdoe, goedenavond, halt, pardon;
4. van klanknabootsing: miauw, waf, brr, tok(toktok), plof, tuut(tuut).



Slide 3 - Tekstslide

Tussenwerpsel
Sommige woorden kunnen behalve als tussenwerpsel ook als een andere woordsoort voorkomen, zoals een bijwoord (bw) of een zelfstandig naamwoord (zn).
Voorbeelden:
- Gelukkig (tw), dit karweitje zit er weer op.
- We hebben vandaag gelukkig (bw) kunnen uitrusten.
- Top (tw), je hebt de toets foutloos gemaakt!
- Je kunt niet zomaar de top (zn) van de berg bereiken.




Slide 4 - Tekstslide

Zo herken je tussenwerpsels
Tussenwerpsels 

- zijn uitroepen en klanknabootsingen;
- staan, meestal aan het begin of einde van een zin, vaak van de rest gescheiden door een komma.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Een man ontdekte de zin van het bestaan,
Ontdekte is een...
Bestaan is een...

Slide 10 - Open vraag

holde naar buiten,
'Naar' is een...

Slide 11 - Open vraag

klampte iedereen aan, zei: “luister!
'Iedereen' is een...

Slide 12 - Open vraag

Het is heel anders dan u denkt!”
'Is' is een
'Dan' is een...

Slide 13 - Open vraag

en over zijn woorden struikelend
'over' is een...

Slide 14 - Open vraag

legde hij het uit - aan iedereen
'Hij' is een...

Slide 15 - Open vraag

en iedereen was stomverbaasd-
'Stomverbaasd' is een...

Slide 16 - Open vraag

is dat dus de zin van het bestaan...
'Dat' is een...
'Het' is een

Slide 17 - Open vraag

ach, hoe is het mogelijk...
'Ach' is een

Slide 18 - Open vraag

schudde zijn hoofd,
'Zijn' is een...

Slide 19 - Open vraag

sloeg vlammen van zich af,
'Zich' is een...

Slide 20 - Open vraag

of liep peinzend weg.
'Peizend' is een...

Slide 21 - Open vraag

Planning Nederlands toetsweek
Maandag 8 maart, lesuur 3: formuleren
vrijdag 12 maart, lesuur 1 + 2: spelling, afronden hoofdstuk 4

Slide 22 - Tekstslide