In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Telefoon in de telefoontas
Laptop blijft in de tas
Boek op tafel
Telefoon in de telefoontas
Laptop blijft in je tas
Boek op tafel
Bonjour à tous!
Slide 1 - Tekstslide
Dinsdag 3 oktober
Wat moet je leren?
-Voca A + B F-NL / NL- F (p.50)
-Phrases-clés C F-NL / NL- F (p.52)
-Grammaire D ‘’de passé composé'' (p.53)
-Werkwoorden: avoir, être, aller (p.165)
Slide 2 - Tekstslide
Aujourd'hui:
- Écouter les phrases-clés C
- Grammaire (le passé composé)
- Au travail!
Slide 3 - Tekstslide
Écouter les phrases-clés C
à la page 52
Slide 4 - Tekstslide
Prends le livre à la page 32
Lees de grammatica in stilte door
Slide 5 - Tekstslide
En néerlandais
Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd
Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Denk bijvoorbeeld aan: je bent ergens op vakantie geweest en je vertelt tegen een vriend wat jij allemaal hebt gedaan.
Ik heb gepraat - Ik heb gekeken - Ik heb gewerkt
Slide 6 - Tekstslide
Le passé composé
Ik hebgepraat - Ik hebgekeken - Ik hebgewerkt
De passé composé bestaat uit 2 delen
Deel 1: een vorm van het werkwoord hebben -> avoir
Deel 2: het voltooid deelwoord
Slide 7 - Tekstslide
Bij welke werkwoorden gebruiken we de passé composé?
Werkwoorden op -er -> parler, manger, travailler
Werkwoorden op -ir -> choisir, réflechir
Werkwoorden op -re -> répondre, apprendre
Slide 8 - Tekstslide
Hoe maken we de passé composé?
De passé composé bestaat uit 2 delen,
deel 1:
Een vorm van het werkwoord avoir
Slide 9 - Tekstslide
Hoe maken we de passé composé?
Deel 2:
Als je de juiste vorm van het werkwoord avoir hebt,
kijk je welk werkwoord je moet gebruiken en dit vervoeg je.
Werkwoord op -er -> stam + é
ik heb gepraat - ik hebgekeken - ik heb gewerkt
praten = parler
kijken = regarder
werken = travailler
Ik heb gepraat = J'ai parlé
Ik heb gekeken = J'ai regardé
Ik heb gewerkt = J'ai travaillé
Slide 10 - Tekstslide
Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord écouter Elle (regarder) ______ __________
A
Elle est regardé
B
Elle a regardée
C
Elle a regardé
D
Elle a régardi
Slide 11 - Quizvraag
Kort stappenplan
1. Kies de juiste vorm van het werkwoord avoir
2. Maak het voltooid deelwoord (stam + é)
De formule: vorm van avoir + voltooid deelwoord!
Slide 12 - Tekstslide
Prends le livre à la page 33
Lees de grammatica in stilte door
Slide 13 - Tekstslide
3 uitzonderingen
De passé composé van de werkwoorden être, avoir en faire kun je niet met de formule maken -> je moet ze uit je hoofd leren
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.