taalverzorging- woordsoorten

H4

Taalverzorging
woordsoorten
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4

Taalverzorging
woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Welke lidwoorden ken je?

Slide 2 - Woordweb

Het lidwoord 
De, het en een zijn lidwoorden. 

- Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord.

- Een is een onbepaald lidwoord
- De en het zijn bepaalde lidwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord noemt een mens, dier, plant, ding of een begrip. 
- Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten (de, het of een). 
- Een zelfstandig naamwoord kun je MEESTAL in het meervoud zetten.
- Van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken. 
- Tot de zelfstandig naamwoorden behoren ook de eigennamen. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

Slide 5 - Woordweb

werkwoord.
...drukt een handeling, een situatie of een gebeurtenis uit.

- Het hele werkwoord heet ook wel infinitief.

Een werkwoord kun je aanpassen:
- aan de persoon die iets doet;
- aan de tijd. 
Dit noem je vervoegen. 

Slide 6 - Tekstslide

Noem een werkwoord

Slide 7 - Woordweb

Voorzetsel
Is een kort woord dat tijd of plaats aangeeft.
Bijvoorbeeeld: in, op na, tijdens

Slide 8 - Tekstslide


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit Cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 9 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
werkwoord
B
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 12 - Quizvraag


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 14 - Open vraag

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden (bn) staan er in onderstaande zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 15 - Open vraag

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Slide 16 - Open vraag

Bepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Onbepaald lidwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 17 - Sleepvraag


Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende broden gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)

Slide 18 - Quizvraag


Ik heb hele goede cijfers op mijn rapport!  
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Voorzetsel (vz)
C
Zelfstandig naamwoord (zn)
D
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 19 - Quizvraag