1M1 Questions/Negations pt.2

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesson plan

Questions and negations repetition
Practice
Homework

Slide 2 - Tekstslide

Making questions and negations

Slide 3 - Tekstslide

Wat waren 'questions' en 'negations' ook alweer in het Nederlands?

Slide 4 - Open vraag

Vragen en ontkenningen
Vraag maken:
Vorm van werkwoord to do gebruiken
Onderwerp en werkwoord in de zin omwisselen

Ontkenning maken:
don't of doesn't in de zin zetten na het onderwerp

Slide 5 - Tekstslide

Vorm van werkwoord to do gebruiken

Zin: You like flowers.
Vraagzin: Do you like flowers?

Je gebruikt een vorm van do als er geen vorm van to be (am/is/are) in de zin staat, of als er een hulpwerkwoord in de zin staat (can, should, have got, etc.)

Slide 6 - Tekstslide

Questions (vragen):
.... your sister .... here?
A
Do / live
B
Does / live

Slide 7 - Quizvraag

Questions (vragen):
......... you ......... to play videogames?
A
Do / like
B
Does / like

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal en gebruik ''do'' in je antwoord!
Hou jij van boeken?

Slide 9 - Open vraag

Onderwerp en werkwoord omwisselen

Zin: You are eating dinner.
Vraagzin: Are you eating dinner?

In de bovenste zin is het onderwerp (wie of wat eet er?) verwisseld met het werkwoord (wat doet de persoon?), hier gebruik je geen to do omdat er een vorm van to be (are) in staat.

Slide 10 - Tekstslide

What is the correct word order to make a question of this sentence:
I am fond of dogs!
A
Am I fond of dogs?
B
Do I am fond of dogs?

Slide 11 - Quizvraag

What is the correct word order to make a question of this sentence:
He can jump really high.
A
Does he can jump really high?
B
Can he jump really high?

Slide 12 - Quizvraag

Maak een kloppende Engelse vraagzin van de volgende zin:
They can work hard.

Slide 13 - Open vraag

Maak een kloppende Engelse vraagzin van de volgende zin:
She is in love with him.

Slide 14 - Open vraag

Negations (ontkenningen)
Om te zeggen dat iets niet zo is.

Zet don't of doesn't voor het werkwoord. Als je een ontkenning maakt plak je het hele werkwoord achter don't of doesn't.

Voorbeeld: She loves chicken nuggets.
She doesn't love chicken nuggets.

Slide 15 - Tekstslide

Waar moet de ontkenning in de volgende zin:
They work late every day.
A
Tussen they en work
B
Tussen work en late

Slide 16 - Quizvraag

Waar moet de ontkenning staan in de volgende zin:
He thinks he likes her.
A
Tussen he en thinks
B
Tussen he en thinks, maar dan moet dat think worden!

Slide 17 - Quizvraag

Maak de volgende zin ontkennend, dus met don't of doesn't:
I drink tea often.

Slide 18 - Open vraag

Maak de volgende zin ontkennend, dus met don't of doesn't:
It makes sense.

Slide 19 - Open vraag

That was it, and...

Slide 20 - Tekstslide

Homework!

Exercise 30, 31, 32 and 33.

Good luck!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide