In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoel
Waardoor boeren in de landbouwsamenleving
Hoe de landbouw georganiseerd
Welke sociale verhoudingen er waren
Welke handel er was
Slide 6 - Tekstslide
5.3: Machtige heren, halfvrije boeren
Slide 7 - Tekstslide
Dit heb je geleerd:
op welke manier het christendom in Nederland werd verspreid
hoe heel Europa christelijk werd
hoe de christelijke en Germaanse culturen werden vermengd
waardoor geestelijken belangrijk waren in de samenleving
Slide 8 - Tekstslide
Het domein:
Een domein: dorp met landbouwgrond dat bewerkt word volgens het hofstelsel.
De boeren zijn horige geworden.
Ze leverde een deel van hun vrijheid in voor
veiligheid
Het gebied is van een edelman of een klooster
Slide 9 - Tekstslide
Het hof:
belangrijk gebouw op het domein, hierin woonde de eigenaar of de rentmeester degene die het domein voor de eigenaar beheerde.
Slide 10 - Tekstslide
Het hofstelsel:
De grond op het domein werd verdeeld
een deel van de heer (leenman) het andere deel 'eigen' van horige boeren.
Slide 11 - Tekstslide
Om op het land te mogen wonen moeten horigen.....
1. pacht betalen --> deel van de oogst
2. herendiensten doen --> vast aantal dagen werken voor de heer. Bijv. werken op de akkers van de heer, hekken maken, sloot graven enz.
Slide 12 - Tekstslide
In ruil hiervoor....
1. een stukje grond om op te wonen.
2. bescherming tegen rovers of oorlog.
Slide 13 - Tekstslide
Een horige:
hoort bij het domein, is gebonden aan de grond van de heer. Verkoopt de heer de grond of geeft hij dit weg dan horen de horigen daar ook bij.
Een horige mag niet:
- zonder toestemming het domein verlaten.
- trouwen zonder toestemming van de heer.
Slide 14 - Tekstslide
Hoe werd je horige?
- afstammelingen van slaven uit de Romeinse tijd die een eigen lapje grond hadden gekregen om te bewerken.
- afstammelingen van vrije boeren die hun grond aan een klooster of edelman hadden gegeven in ruil voor voedsel na mislukte oogsten of in ruil voor bescherming.