In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Chemisch Rekenen
Hoofdstuk 7
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet wat de atomaire massa-eenheid inhoudt
Je kunt de molecuulmassa van een stof berekenen
Je weet wat de eenheid mol is
Je kunt rekenen tussen het aantal deeltjes, aantal mol, de massa en het volume van een stof
Je weet hoe je rekent tussen massa- en volume-eenheden
Je kunt de molverhouding van een chemische reactie bepalen
Je kunt berekenen hoeveel van een stof ontstaat of nodig is in een chemische reactie
Slide 2 - Tekstslide
7.1 Atoom- en molecuulmassa
Atomaire massa-eenheid:
eenheid is u en symbool is A
1,0 u is gelijk aan 1,66x10-24 gram
De atoommassa van een stof kun je opzoeken in het periodiek systeem.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de atoommassa van Rutherfordium (Rf)?
A
104 u
B
257 u
C
208 u
D
153 u
Slide 4 - Quizvraag
7.1 Atoom- en molecuulmassa
Relatieve atoommassa:
eenheid is u en symbool is Ar
relatief, want alle atoommassa's werden gebaseerd op de massa van een waterstofatoom
De atoommassa's in het periodiek systeem zijn óók relatief, maar dan aan 1/12 deel van een C-12 atoom.
Slide 5 - Tekstslide
7.1 Atoom- en molecuulmassa
Molecuulmassa:
eenheid is u en symbool is Mr
is de som van de atoommassa's van de atoomsoorten in de stof.
Voorbeeld:
Bereken de molecuulmassa van waterstofperoxide, H2O2.
H weegt 1,008 u; O weegt 16,00 u
Mr (H2O2) = (2 x 1,008) + (2 x 16,00) = 34,02 u
Slide 6 - Tekstslide
Bereken de molecuulmassa van glucose, C6H12O6.
Slide 7 - Open vraag
Leerdoelen
Je weet wat de atomaire massa-eenheid inhoudt
Je kunt de molecuulmassa van een stof berekenen
Slide 8 - Tekstslide
Hoeveel is een dozijn?
A
6
B
10
C
12
D
24
Slide 9 - Quizvraag
7.2 De mol
Stel ik heb een dozijn druiven en een dozijn meloenen...
...wat is zwaarder?
...wat neemt meer ruimte in beslag?
Slide 10 - Tekstslide
7.2 De mol
In de scheikunde hebben we een eenheid die lijkt op een dozijn:
Eén dozijn is 12
Eén mol is 6,02 x 1023
mol
Slide 11 - Tekstslide
7.2 De mol
Getal van Avogadro
6,02 x 1023
heeft als symbool NA
Eén mol bevat altijd 6,02 x 1023 moleculen!
Slide 12 - Tekstslide
7.2 De mol
N is het aantal deeltjes/moleculen
n is de chemische hoeveelheid (mol)
NA is het getal van Avogadro, 6,02 x 1023
Slide 13 - Tekstslide
Hoeveel moleculen zijn 4,0 mol suiker? Rond af op één decimaal.
A
2,4 x 10^24
B
4,0 x 10^-24
C
4,0 x 10^24
D
6,6 x 10^-24
Slide 14 - Quizvraag
Hoeveel mol is 1 x 10^24 moleculen water? Rond af op één decimaal.
A
1,0
B
1,0 x 10^24
C
1,7
D
6,0 x 10^47
Slide 15 - Quizvraag
7.2 De mol
Hoeveel weegt een mol van een stof in gram?
Om dat te berekenen heb je de molaire massa nodig.
Toevallig geldt: 1 u = 1 g/mol
Dus Mr(H2O) = (2 x 1,008) + 16,00 = 18,016 u = 18,016 g mol-1
Oftewel 1 mol water weegt 18,016 gram
Slide 16 - Tekstslide
7.2 De mol
n is de chemische hoeveelheid (mol)
m is de massa (gram)
M is de molaire massa (g mol-1)
Slide 17 - Tekstslide
7.2 De mol
Voorbeeld 1:
Bereken de massa in gram van 0,17 mol water.
Slide 18 - Tekstslide
7.2 De mol
Voorbeeld 1:
Bereken de massa in gram van 0,17 mol water.
Bereken eerst de molaire massa van water (H2O).
Mwater= (2 x 1,008) + 16,00 = 18,016 g mol-1
m = n x Mwater = 0,17 x 18,016 = 3,1 gram water
Slide 19 - Tekstslide
7.2 De mol
Voorbeeld 2:
Bereken de hoeveel mol 23,6 g suiker (C12H22O11) is.
Slide 20 - Tekstslide
7.2 De mol
Voorbeeld 2:
Bereken de hoeveel mol 23,6 g suiker (C12H22O11) is.
Bereken eerst de molaire massa van suiker (C12H22O11).
Msuiker= (12 x 12,01) + (22 x 1,008) + (11 x 16,00) = 342,296 g mol-1
n = m /Msuiker = 23,6 / 342,296 = 6,89 x 10-2 mol suiker
Slide 21 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet wat de eenheid mol inhoudt
Je kunt rekenen tussen het aantal deeltjes, het aantal mol en de massa van een stof
Slide 22 - Tekstslide
7.3 Rekenen tussen eenheden
m is de massa (gram)
V is het volume (cm3 of mL)
ρ is de dichtheid (g cm-3 of g mL-1)
Slide 23 - Tekstslide
7.3 Rekenen tussen eenheden
Slide 24 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt rekenen tussen het aantal deeltjes, het aantal mol, de massa en het volume van een stof
Je kunt rekenen tussen massa- en volume-eenheden
Slide 25 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Als je een taart bakt moet de verhouding tussen droge en natte ingrediënten goed zijn, anders mislukt je taart!
Chemische reacties hebben een molverhouding die je kunt aflezen uit de kloppende reactievergelijking.
2 H2 + O2 --> 2 H2O
2 mol 1 mol 2 mol
Slide 26 - Tekstslide
Wat is de verhouding Al : O2 in
2 Al2O3 --> 4 Al + 3O2
A
2 : 1
B
2 : 4
C
4 : 3
D
3 : 4
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de verhouding Al2O3 : Al in
2 Al2O3 --> 4 Al + 3O2
A
2 : 4
B
1 : 2
C
4 : 2
D
2 : 3
Slide 28 - Quizvraag
7.4 Rekenen aan reacties
Met behulp van de molverhouding kun je bepalen hoeveel mol van een stof ontstaat.
Voorbeeldopgave 1
De reactievergelijking van de ontleding van PCl3 is:
2 PCl3 --> 2 P + 3 Cl2
Hoeveel mol chloor ontstaat bij de ontleding van 12 mol PCl3?
Slide 29 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Voorbeeldopgave 1
De reactievergelijking van de ontleding van PCl3 is:
2 PCl3 --> 2 P + 3 Cl2
Hoeveel mol chloor ontstaat bij de ontleding van 12 mol PCl3?
De molverhouding PCl3 : Cl2 is 2 : 3.
? = (12 x 3) / 2 = 18 mol Cl2
2
3
12 mol
?
Slide 30 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Vaak moet je eerst zelf een reactievergelijking opzetten. Lukt dit nog niet goed, maak dan de oefenopgaven in het mapje "Vaardigheden" op Teams!
Voorbeeldopgave 2
Zwaveltrioxide wordt gemaakt door zwaveldioxide te laten reageren met zuurstof.
Hoeveel mol zuurstof is nodig voor het maken van 17 mol zwaveltrioxide?
Slide 31 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Voorbeeldopgave 2
Zwaveltrioxide wordt gemaakt door zwaveldioxide te laten reageren met zuurstof.
Hoeveel mol zuurstof is nodig voor het maken van 17 mol zwaveltrioxide?
2 SO2 + O2 --> 2 SO3
De molverhouding O2 : SO3 is 1 : 2.
? = (1 x 17) / 2 = 8,5 mol O2
1
2
?
17 mol
Slide 32 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Omdat je nu ook al kan rekenen tussen massa en mol, kun je ook berekenen hoeveel gram van een stof nodig is als je weet hoeveel gram er van een andere stof is.
Moeite met molrekenen? Maak dan de oefenopgaven in de online methode!
Slide 33 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Stap 1: geef de kloppende reactievergelijking
Stap 2: herleid de molverhouding uit de reactie
Stap 3: bereken het aantal mol van de stof die je weet
Stap 4: bereken aan de hand van de molverhouding het aantal mol van de gevraagde stof
Stap 5: reken het aantal mol van de gevraagde stof om naar de juiste eenheid
Stap 6: beantwoord de vraag
Slide 34 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Stap 1: geef de kloppende reactievergelijking
Stap 2: herleid de molverhouding uit de reactie
Stap 3: bereken het aantal mol van de stof die je weet
Stap 4: bereken aan de hand van de molverhouding het aantal mol van de gevraagde stof
Stap 5: reken het aantal mol van de gevraagde stof om naar de juiste eenheid
Stap 6: beantwoord de vraag
Slide 35 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Voorbeeldopgave 3
Natrium en chloor reageren samen tot keukenzout (NaCl). Hoeveel gram chloor zit er in een standaard zoutpotje van 90 gram?
Slide 36 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Stap 1
2 Na + Cl2 --> 2 NaCl
Stap 2
De molverhouding Cl2 : NaCl is 1 : 2
Slide 37 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Stap 3
M(NaCl) = 22,99 + 35,45 = 58,44 g mol-1
n(NaCl) = 90 / 58,44 = 1,54... mol NaCl
Stap 4
? = (1 x 1,54...) / 2 = 0,77... mol Cl2
1
2
?
1,54... mol
Slide 38 - Tekstslide
7.4 Rekenen aan reacties
Stap 5
M(Cl2) = 2 x 35,45 = 70,90 g mol-1
m(Cl2) = 0,77... x 70,90 = 54,59... g Cl2
Stap 6
In 90 g keukenzout zit 55 g chloor.
Meer oefenen?
Maak de extra opgaven in de online methode
Slide 39 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de molverhouding van een reactie bepalen
Je kunt berekenen hoeveel van een stof ontstaat of nodig is.