Lastige verwijswoorden

15 minuten lezen 
timer
15:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

15 minuten lezen 
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
- Je leert over lastige verwijswoorden


Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
- Lezen (15 min)
- Terugblik: verwijzen met psv en bzv
- HW nakijken
- Uitleg: Formuleren: lastige verwijswoorden (10 min)
- Zelfstandig werken: 
maak opdr. 1 t/m 3 + 5 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

verwijswoorden
wijzen terug naar iets dat eerder genoemd is. 

Voorbeelden: hij, zij, deze, die, dit, dat, hem, haar enzovoort

Slide 5 - Tekstslide

Welk verwijswoord?
  • Afhankelijk van het woordgeslacht van het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijswoord terugwijst.
  • Mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (o)
  • Mannelijk en vrouwelijk = lidwoord de
  • Onzijdig = lidwoord het

  • Bij twijfel: zoek het woord op in het woordenboek!

Slide 6 - Tekstslide

Verwijswoorden 
Enkelvoud (m)
Hij, hem, zijn
Deze, die
Enkelvoud (v)
Zij, ze, haar
Deze, die
Enkelvoud (o)
Het, zijn
Dit, dat
Meervoud bij personen 
Zij, ze, hen, hun
Deze, die
Meervoud bij dieren en/of dingen
Ze, hun 
Deze, die 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Dat of wat?

Wat gebruik je wanneer je verwijst naar:
- dat, datgene
- alles, iets, niets, het enige
- overtreffende trap (mooiste, leukste, spannenste)
- hele zin

Slide 10 - Tekstslide

Waar + voorzetsel of voorzetsel + wie
Naar dieren en dingen verwijs je met daar/waar + voorzetsel (waarmee, waarvan) 
naar mensen met voorzetsel + wie (met wie, van wie).

Slide 11 - Tekstslide

–Het boek waarover je laatst vertelde, heb ik inmiddels ook gelezen.
– De klasgenote met wie ik het liefst samenwerk, heet Anouk.

Slide 12 - Tekstslide

De jongen waarvan/ van wie deze mountainbike is, woont verderop in de straat.

Slide 13 - Tekstslide

Anja noteert hen/hun op de lijst.

Slide 14 - Tekstslide

Ik geef hen/hun een compliment

Slide 15 - Tekstslide

Het mooiste dat/wat ik ooit gezien heb.

Slide 16 - Tekstslide

Het boek dat/wat in je koffer zit.

Slide 17 - Tekstslide

Lidwien eet nooit groente of fruit, dat/wat heel ongezond is.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 3 + 5 (blz. 238/239)

Slide 19 - Tekstslide