Rekenopgave hoofdstuk 4

4 Produceren
Rekenopgave
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4 Produceren
Rekenopgave

Slide 1 - Tekstslide

Ben je al begonnen met leren?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Een bakkerij heeft 8 bakkers in dienst. Per dag bakt de bakkerij 1.600 broden.

Hoeveel broden bakt één bakker per dag?
A
0,005
B
200
C
210
D
190

Slide 3 - Quizvraag

4.1 Productie
Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid productie die 1 arbeidskracht levert in een bepaalde tijd.

Arbeidsproductiviteit stijgt door;
  • mechanisatie, automatisatie of robotisering.
  • meer ervaring of hoger opgeleide werknemers.
Hierdoor daalt de kostprijs per product.

Slide 4 - Tekstslide

Een drukkerij heeft 25 medewerkers. Samen drukken ze in een werkweek van 35 uur in totaal 875.000 boeken.

Hoeveel boeken drukt één medewerker per uur?
A
35.000
B
2.000
C
25.000
D
1.000

Slide 5 - Quizvraag

Een fabriek heeft 15 machines die elk evenveel werken. Samen produceren de machines 18.000 schroeven per dag.

Op een dag vallen 3 machines uit. Hoeveel schroeven produceren de overgebleven machines samen?
A
1.200
B
3.600
C
14.400
D
18.000

Slide 6 - Quizvraag

Een transportbedrijf koopt een nieuwe vrachtwagen voor €120.000. De vrachtwagen heeft een geschatte levensduur van 10 jaar en heeft daarna een restwaarde €15.000.

Bereken de jaarlijkse afschrijving van de vrachtwagen.
A
€12.000
B
€105.000
C
€10.500
D
€15.000

Slide 7 - Quizvraag

4.2 Kosten
Afschrijvingskosten

Afschrijvingskosten zijn de kosten doordat kapitaalgoederen ieder jaar minder waard worden.

Het bedrag dat een kapitaalgoed na verkoop nog oplevert is de restwaarde.

Slide 8 - Tekstslide

Een bouwbedrijf schaft een graafmachine aan voor €180.000. De machine heeft een levensduur van 12 jaar en een restwaarde van €12.000.
Vraag: Bereken de jaarlijkse afschrijving en bepaal de boekwaarde van de graafmachine na 5 jaar.
A
€14.000
B
€70.000
C
€110.000
D
€15.000

Slide 9 - Quizvraag

Een bedrijf verkoopt 12.500 producten tegen een verkoopprijs van €7,50 per stuk.

Wat is de omzet?
A
€7,50
B
€93.750
C
€93.570
D
€5,70

Slide 10 - Quizvraag

Een fabriek heeft vaste kosten van €9.500 en variabele kosten van €0,45 per product. De fabriek produceert 50.000 producten.

Vraag: Bereken de kostprijs per product.
A
€0,45
B
€9.500
C
€0,19
D
€0,64

Slide 11 - Quizvraag

4.3 Omzet en winst
Verkoopprijs
Kostprijs per product:
  • Variabele kosten per product
  • Constante kosten per product



Verkoopprijs per product:
Kostprijs per product
Winstmarge                    +  (vaak in % van de kostprijs)
Verkoopprijs

Slide 12 - Tekstslide

We willen t-shirts verkopen, deze hebben een kostprijs van 4 euro. We gebruiken een winstmarge van 80%.

Wat word de verkoopprijs?
A
€7,20
B
€4,-
C
€3,20

Slide 13 - Quizvraag

Een fabriek heeft vaste kosten van €6.500 en variabele kosten van €0,75 per product. De totale productie bedraagt 5.000 producten. Met een winstmarge van 30%.

Bereken de omzet
A
€10.250
B
€13.325
C
€2,05
D
€1,30

Slide 14 - Quizvraag

Een smartphone kost €850 inclusief 21% btw. Wat is de verkoopprijs van de smartphone exclusief btw?
A
€850
B
€?
C
€702,48
D
€702,47

Slide 15 - Quizvraag

Een laptop kost €1.200 exclusief 9% btw. Wat is de verkoopprijs van de laptop inclusief btw?

A
€1.200
B
€108
C
€9
D
€1.308

Slide 16 - Quizvraag

Een bakkerij verkoopt 1.200 taarten voor €32,50 per stuk (inclusief 9% btw). De inkoopprijs per taart is €12. (Tip: Bereken de brutowinst van dit bedrijf).
De bakkerij heeft huurkosten van €5.000, personeelskosten van €7.500 en verpakkingskosten van €2,75 per verkochte taart. Bereken de nettowinst van dit bedrijf.
A
€5.579,82
B
€21.379,82
C
€8.879.82
D
€5.579,81

Slide 17 - Quizvraag

Een bedrijf verkoopt 800 paar schoenen voor €134,99 per stuk (inclusief 21% btw). De inkoopprijs per paar schoenen is €50. Een bedrijf heeft huurkosten van €14.000, personeelskosten van €20.000 en verpakkingskosten van €4,75 per verkocht paar schoenen. Bereken de nettowinst van dit bedrijf.
(Tip: Kijk in je aantekeningen)
A
€49.249,57
B
€89.249,59
C
€15.249,59
D
€11.449,59

Slide 18 - Quizvraag

Hoe goed ben je voorbereid op te toets?
0100

Slide 19 - Poll