Pupil > opening in de iris > je ziet dit als een zwart rondje
Wenkbrauwen en oogleden met wimpers > houden stof en zweet tegen
Traanklieren > maken traanvocht > voorkomt uitdroging van oog, doodt ziekteverwekkers en neemt stof en vuiltjes op
Traanbuisjes > voeren traanvocht af, gaat via de neus naar de keel
Oogkassen > bevat vetweefsel en oogspieren > houden ogen op hun plaats en laten ogen bewegen
Slide 2 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Wat? Maken 4.2 – Opdracht 1 t/m 7
Hoe? Blz. 15 t/m 17
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 1 t/m 7 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)
Slide 3 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt de bouw en werking van je ogen beschrijven
Je kunt uitleggen waardoor je kleuren kunt zien
Slide 4 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Hoe werken je ogen?
Harde oogvlies > buitenste laag, beschermt je oog - aan de voorkant is het doorzicht, dit is je hoornvlies
Vaatvlies > middelste laag, bevat bloedvaatjes om oog van voedingsstoffen te voorzien - voorkant vaatvlies is gekleurd > de iris - in het midden een opening > de pupil, hierdoor komt licht het oog binnen
Netvlies > binnenste laag, hier bevind zich het lichtzintuig - aan de achterkant van het oog zit de oogzenuw (sturen impulsen naar hersenen)
Lens > achter de pupil, zorgt voor een scherp beeld op het netvlies
Glasachtig lichaam > rest van de oogbol is gevuld met een soort doorzichtige gel
Slide 5 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Volgorde van licht dat je ogen binnenkomt:
Slide 6 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Zintuigcellen in het netvlies
Staafjes > zwart, wit en grijstinten zien - heel gevoelig, geven impulsen door bij weinig licht (schemering) - grootste deel van netvlies bedekt met staafjes
Kegeltjes > kleuren zien - meesten liggen bij elkaar in midden van netvlies > gele vlek - werken als er veel licht is
Blinde vlek > hier liggen geen zintuigcellen - op deze plaats gaat oogzenuw door 3 lagen oogvliezen naar de hersenen
Slide 7 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Wat? Maken 4.2 – Opdracht 8 t/m 16
Hoe? Blz. 18 t/m 21
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 8 t/m 16 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)
Slide 8 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt uitleggen waardoor je scherp kunt zien
Je kunt uitleggen waardoor je pupillen groter en kleiner kunnen worden
Slide 9 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Hoe stellen je ogen scherp?
Lens > zorgt voor een scherp beeld op je netvlies - ooglens kan van vorm veranderen; plat en bol
Accommoderen > bol en plat maken van de lens - veraf zien? Lens is plat - dichtbij zien? Lens is bol
Accommodatiespier > kringspier om de lens heen - kan lensbandjes slap laten hangen of strak laten staan
Lensbandjes > lens hangt aan lensbandjes in de accommodatiespier - lensbandjes slap? Lens boller (dichtbij zien) - lensbandjes strak? Lens platter (veraf zien)
Slide 10 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Accommoderen en scherp zien
Slide 11 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Waardoor wordt je pupil groter en kleiner?
Pupilreflex > groter en kleiner maken van je pupillen - afhankelijk van hoeveelheid licht, bescherming van netvlies bij te veel licht
Pupillen klein > kringspiertje trekt samen - minder licht naar binnen
Pupillen groot > lengtespiertjes trekken samen - meer licht naar binnen
Slide 12 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Wat? Maken 4.2 – Opdracht 17 t/m 24
Hoe? Blz. 22 t/m 25
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 17 t/m 24 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)
Slide 13 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt de bouw en werking van je oren beschrijven
Je kunt uitleggen hoe je evenwichtsorgaan werkt
Slide 14 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Hoe hoor je? (Bron 11, blz. 26)
Geluiden zijn trillingen
Trillingen trillen via de oorschelp naar de gehoorgang
Via de gehoorgang naar het trommelvlies
Trommelvlies geeft trillingen door aan de gehoorbeentjes
De gehoorbeentjes geven trillingen door aan het slakkenhuis
De weg van geluidstrillingen die je oren binnen komen:
Slide 16 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Hoe werkt het evenwichtsorgaan?
Buis van Eustachius > zit tussen trommelholte en keelholte - zorgt voor gelijke luchtdruk - trommelvlies moet goed trillen om goed te kunnen horen - luchtdruk moet aan beide zijden gelijk zijn - door gapen of slikken gaat de buis even open - hierdoor lucht heen en weer, luchtdruk gelijk maken
Evenwichtsorgaan > zorgt voor evenwicht van het lichaam - drie halve cirkelvormige kanalen, gevuld met vloeistof - onderin kanalen zintuigcellen met haartjes - bij beweging laat vloeistof haartjes bewegen > impulsen naar hersenen - hersenen sturen spieren aan, zo blijf je in evenwicht
Slide 17 - Tekstslide
4.2 Zien en horen
Wat? Maken 4.2 – Opdracht 25 t/m 33
Hoe? Blz. 26 t/m 29
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 25 t/m 33 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)