Paragraaf 4.2 - Zien en horen

4.2 Zien en horen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe je ogen worden beschermd
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

4.2 Zien en horen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe je ogen worden beschermd

Slide 1 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Hoe worden je ogen beschermd?

  • Iris > gekleurde deel van je ogen
  • Pupil > opening in de iris > je ziet dit als een zwart rondje
  • Wenkbrauwen en oogleden met wimpers > houden stof en zweet tegen
  • Traanklieren > maken traanvocht  > voorkomt uitdroging van oog, doodt ziekteverwekkers en neemt stof en vuiltjes op
  • Traanbuisjes > voeren traanvocht af, gaat via de neus naar de keel
  • Oogkassen > bevat vetweefsel en oogspieren > houden ogen op hun plaats en laten ogen bewegen 



Slide 2 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
  • Wat? Maken 4.2 – Opdracht 1 t/m 7
  • Hoe? Blz. 15 t/m 17
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 7 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 3 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt de bouw en werking van je ogen beschrijven
  • Je kunt uitleggen waardoor je kleuren kunt zien

Slide 4 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Hoe werken je ogen?

  • Harde oogvlies > buitenste laag, beschermt je oog
    - aan de voorkant is het doorzicht, dit is je hoornvlies
  • Vaatvlies > middelste laag, bevat bloedvaatjes om oog van voedingsstoffen te voorzien 
    - voorkant vaatvlies is gekleurd > de iris
    - in het midden een opening > de pupil, hierdoor komt licht het oog binnen
  • Netvlies > binnenste laag, hier bevind zich het lichtzintuig
    - aan de achterkant van het oog zit de oogzenuw (sturen impulsen naar hersenen)
  • Lens > achter de pupil, zorgt voor een scherp beeld op het netvlies
  • Glasachtig lichaam > rest van de oogbol is gevuld met een soort doorzichtige gel




Slide 5 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Volgorde van licht dat je ogen binnenkomt:

Slide 6 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Zintuigcellen in het netvlies

  • Staafjes > zwart, wit en grijstinten zien
    - heel gevoelig, geven impulsen door bij weinig
    licht (schemering)
    - grootste deel van netvlies bedekt met staafjes
  • Kegeltjes > kleuren zien
    - meesten liggen bij elkaar in midden van netvlies > gele vlek
    - werken als er veel licht is
  • Blinde vlek > hier liggen geen zintuigcellen
    - op deze plaats gaat oogzenuw door 3 lagen oogvliezen naar de hersenen


Slide 7 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
  • Wat? Maken 4.2 – Opdracht 8 t/m 16
  • Hoe? Blz. 18 t/m 21
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 8 t/m 16 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 8 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen waardoor je scherp kunt zien
  • Je kunt uitleggen waardoor je pupillen groter en kleiner kunnen worden

Slide 9 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Hoe stellen je ogen scherp?
  • Lens > zorgt voor een scherp beeld op je netvlies
    - ooglens kan van vorm veranderen; plat en bol
  • Accommoderen > bol en plat maken van de lens
    - veraf zien? Lens is plat
    - dichtbij zien? Lens is bol
  • Accommodatiespier > kringspier om de lens heen
    - kan lensbandjes slap laten hangen of strak laten staan
  • Lensbandjes > lens hangt aan lensbandjes in de accommodatiespier
    - lensbandjes slap? Lens boller (dichtbij zien)
    - lensbandjes strak? Lens platter (veraf zien)



Slide 10 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Accommoderen en scherp zien

Slide 11 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Waardoor wordt je pupil groter en kleiner?

  • Pupilreflex > groter en kleiner maken van je pupillen
    - afhankelijk van hoeveelheid licht,
    bescherming van netvlies bij te veel licht

  1. Pupillen klein > kringspiertje trekt samen
    - minder licht naar binnen
  2. Pupillen groot > lengtespiertjes trekken samen
    - meer licht naar binnen


Slide 12 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
  • Wat? Maken 4.2 – Opdracht 17 t/m 24
  • Hoe? Blz. 22 t/m 25
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 17 t/m 24 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 13 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt de bouw en werking van je oren beschrijven
  • Je kunt uitleggen hoe je evenwichtsorgaan werkt

Slide 14 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Hoe hoor je? (Bron 11, blz. 26)

Geluiden zijn trillingen
  1. Trillingen trillen via de oorschelp naar de gehoorgang
  2. Via de gehoorgang naar het trommelvlies
  3. Trommelvlies geeft trillingen door aan de gehoorbeentjes
  4. De gehoorbeentjes geven trillingen door aan het slakkenhuis
  5. Slakkenhuis bevat gehoorzintuig (vaak & langdurig overbelast > gehoorbeschadiging)
  6. De gehoorzintuig zet trillingen om in impulsen
  7. De impulsen gaan via gehoorzenuw naar hersenen

Slide 15 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
De weg van geluidstrillingen die je oren binnen komen:


Slide 16 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
Hoe werkt het evenwichtsorgaan?

  • Buis van Eustachius > zit tussen trommelholte en keelholte
    - zorgt voor gelijke luchtdruk
    - trommelvlies moet goed trillen om goed te kunnen horen
    - luchtdruk moet aan beide zijden gelijk zijn
    - door gapen of slikken gaat de buis even open
    - hierdoor lucht heen en weer, luchtdruk gelijk maken
  • Evenwichtsorgaan > zorgt voor evenwicht van het lichaam
    - drie halve cirkelvormige kanalen, gevuld met vloeistof
    - onderin kanalen zintuigcellen met haartjes
    - bij beweging laat vloeistof haartjes bewegen > impulsen naar hersenen
    - hersenen sturen spieren aan, zo blijf je in evenwicht

Slide 17 - Tekstslide

4.2 Zien en horen
  • Wat? Maken 4.2 – Opdracht 25 t/m 33
  • Hoe? Blz. 26 t/m 29
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 25 t/m 33 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 18 - Tekstslide