gevoelens

zenuwachtig
onrustig en angstig
bijvoorbeeld: 
als je een toets moet maken
als je naar de tandarts gaat
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

zenuwachtig
onrustig en angstig
bijvoorbeeld: 
als je een toets moet maken
als je naar de tandarts gaat

Slide 1 - Tekstslide

Wat maakt jou zenuwachtig?

Slide 2 - Open vraag

geprikkeld
boos door ergernis
bijvoorbeeld:
als iemand smakt tijdens het eten
als je lang op iemand moet wachten

Slide 3 - Tekstslide

Wat zorgt ervoor dat jij je geprikkeld voelt?

Slide 4 - Open vraag

eenzaam
alleen, zich alleen voelend, zonder contact met anderen
bijvoorbeeld:
oude mensen die geen bezoek krijgen
een plek waar bijna geen mensen komen

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer voel jij je eenzaam?

Slide 6 - Open vraag

betrokken (figuurlijk)
droevig, treurig
bijvoorbeeld:
de manier waarop iemand kijkt als hij slecht nieuws vertelt

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer betrekt jouw gezicht?

Slide 8 - Open vraag

ongemakkelijk
niet op zijn gemak
bijvoorbeeld:
als er een stilte valt, nadat iemand iets heeft verteld

Slide 9 - Tekstslide

In welke situatie voelde jij je ongemakkelijk?

Slide 10 - Open vraag

van streek zijn
in de war zijn, de kluts kwijt zijn
bijvoorbeeld:
als je een toets vergeten bent
als iemand iets zegt wat niet klopt

Slide 11 - Tekstslide

Wat maakt jou van streek?

Slide 12 - Open vraag

euforisch
heel blij zijn
bijvoorbeeld:
als je een kampioenschap wint
als je je idool ontmoet

Slide 13 - Tekstslide

Wat zou jou euforisch maken?

Slide 14 - Open vraag

machteloos
zonder iets te kunnen doen
bijvoorbeeld:
als je toe moet kijken hoe iemand pijn wordt gedaan

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer voel jij je machteloos?

Slide 16 - Open vraag

overweldigd
te veel worden
bijvoorbeeld:
als je vandaag een verslag moet inleveren, maar je bent nog niet begonnen

Slide 17 - Tekstslide

weemoedig
een beetje treurig gevoel om iets wat voorbij is
bijvoorbeeld:
het afscheid van je basisschool
terugdenken aan een hele fijne vakantie

Slide 18 - Tekstslide

Welke herinnering maakt jou weemoedig?

Slide 19 - Open vraag

rusteloos
zonder (innerlijke) rust
bijvoorbeeld:
als een les te lang duurt
als je niet langer stil kunt zitten

Slide 20 - Tekstslide

Op welke dag van de week ben je het meest rusteloos?

Slide 21 - Open vraag

gefrustreerd
ongelukkig gevoel door teleurstelling
bijvoorbeeld:
als je iets probeert te doen en het lukt niet
als iemand niet naar je luistert

Slide 22 - Tekstslide

Wat is jouw grootste frustratie?

Slide 23 - Open vraag

zorgeloos
zonder zich zorgen te maken
bijvoorbeeld: 
het gevoel als je weet dat je in de vakantie niets voor school hoeft te doen

Slide 24 - Tekstslide

Welk dier lijkt jou het meest zorgeloos?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide